ECLI:NL:GHAMS:2022:1313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
23-003289-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet langer wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft verklaard dat de oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer bestaan en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van de verdachte. Het hof concludeert dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Daarom heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, Sv.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003289-21
datum uitspraak: 24 maart 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-290298-21 tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 (onbekend waar),
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2022.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkend tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet langer wenst te handhaven en heeft het hof verzocht de verdachte daarin, bij gebrek aan belang, niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof leidt uit de mededelingen van de raadsman af dat de door de verdachte oorspronkelijk opgegeven bezwaren tegen het vonnis niet langer bestaan. Naar aanleiding daarvan en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. J.J.J. Schols en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2022.