ECLI:NL:GHAMS:2022:1313
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet langer wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft verklaard dat de oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer bestaan en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van de verdachte. Het hof concludeert dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Daarom heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, Sv.