ECLI:NL:GHAMS:2022:1312
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde vonnis. Tijdens de zitting op 24 maart 2022 zijn zowel de verdachte als zijn raadsman niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat er door of namens de verdachte geen schriftuur met grieven is ingediend en dat er ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven. Bovendien is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat zou kunnen rechtvaardigen dat de zaak verder wordt onderzocht. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters M. Senden, J.J.J. Schols en W.S. Ludwig, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2022.