ECLI:NL:GHAMS:2022:1311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
23-001625-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging met geslaagd beroep op noodweer ter verdediging van een ander

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging op 22 december 2018 te Amsterdam, waarbij hij in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 23 april 2019 was gewezen. Tijdens de zitting op 24 maart 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw en de benadeelde partijen gehoord.

De tenlastelegging omvatte geweldpleging tegen de benadeelden door te duwen, slaan en schoppen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, maar heeft ook het verweer van de raadsvrouw in overweging genomen, die aanvoerde dat de verdachte handelde uit noodweer ter verdediging van een ander. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in een situatie verkeerde waarin hij moest ingrijpen om de medeverdachte te beschermen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Het hof heeft geconcludeerd dat het beroep op noodweer slaagde, waardoor het bewezenverklaarde niet strafbaar was.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard voor het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de kosten voor de benadeelde partijen en de verdachte op elkaar zijn verhaald.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001625-19
datum uitspraak: 7 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-263210-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw en de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Amsterdam openlijk, te weten, op of aan de Prinsengracht en/of Leidsegracht, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] door deze perso(o)n(en) te duwen en/of slaan en/of schoppen/trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2018 te Amsterdam openlijk te weten aan de Prinsengracht en Leidsegracht, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] door deze personen te duwen en slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en daarom van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van andermans lijf, namelijk dat van de medeverdachte [medeverdachte 1], en dat de verdediging daarvan door de verdachte geboden was. Medeverdachte [medeverdachte 1] kon anders niet uit de geëscaleerde en voor hem bedreigende situatie komen. De verdachte heeft daarbij de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen.
De advocaat-generaal heeft zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, de medeverdachte was juist de agressor in het conflict en de verdachte en zijn medeverdachten waren volwassen mannen ten opzichte van een groepje jonge jongens waardoor sprake was van een krachtverschil.
Het hof overweegt het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wordt uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. Naar aanleiding van een opmerking van aangever [benadeelde 1] richting de dicht bij elkaar staande verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] in de trant van ‘homo’s’ of ’zoenen, zoenen’, spreekt medeverdachte [medeverdachte 1] [benadeelde 1] op zijn gedrag aan. [medeverdachte 1] raakt vervolgens in gevecht met [benadeelde 1] en zijn vrienden, aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 2]. Vervolgens raakt ook [verdachte] betrokken in het gevecht. [verdachte] heeft erkend geweld te hebben toegepast tegen aangevers, hierin bestaande dat hij in ieder geval drie mensen met zijn vuist heeft geslagen en met zijn elleboog een stoot heeft gegeven.
Over de reden waarom [verdachte] betrokken raakt, lopen de lezingen evenwel uiteen: op basis van de verklaringen van de aangevers lijkt sprake te zijn van (aanvallend) meevechten, terwijl de verdachten aangeven dat [medeverdachte 1] (verdedigend) moest worden ontzet, omdat de aangevers als groep om [medeverdachte 1] heen stonden, als groep tegen hem begonnen te vechten en hij geen kant op kon; de verdachte verklaart in dit verband te hebben ingegrepen om te voorkomen dat [medeverdachte 1] fysiek ernstig letsel zou oplopen.
Het hof kan met onvoldoende mate van zekerheid vaststellen welke lezing de juiste is; verklaringen van objectieve getuigen of bijvoorbeeld camerabeelden ontbreken. Om die reden is het hof van oordeel dat, in het voordeel van de verdachte, van zijn lezing, zoals die bevestigd is door medeverdachte [medeverdachte 1], dient te worden uitgegaan. Bij die stand wordt het slaan van de aangevers, uitgaand van de situatie zoals het hof die heeft moeten vaststellen, geboden en proportioneel geacht. De verdachte kon immers tot een bepaald moment de medeverdachte (en vervolgens zichzelf) niet op andere wijze aan de aangevers onttrekken. Het beroep op noodweer slaagt derhalve.
Dit leidt tot de slotsom dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 695,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50,-. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 399,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,-. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.032,10. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,-. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich ter zitting in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. J.J.J. Schols en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 april 2022.