Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
naam gezinsmanager – opm. hof) laat weten wie [minderjarige 1] naar contactmomenten brengt en haalt.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen een moeder en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI). De moeder had in eerste aanleg verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, gegeven op 16 april 2021, vervallen te verklaren. De kinderrechter had dit verzoek toegewezen, maar de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen. De moeder was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de omstandigheden van de ouders en de kinderen, en de rol van de GI. De moeder betoogde dat de aard van de procedure niet leidde tot de gebruikelijke compensatie van proceskosten, omdat er geen familierechtelijke relatie tussen haar en de GI bestond. Het hof heeft de argumenten van de moeder gevolgd en geoordeeld dat de GI in deze zaak in het ongelijk was gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderrechter onterecht had geoordeeld dat de proceskosten dienden te worden gecompenseerd.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en heeft de GI veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.435,- voor de eerste aanleg en € 1.452,- voor het hoger beroep, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van een proceskostenveroordeling in jeugdzorgzaken, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak.