ECLI:NL:GHAMS:2022:1242

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.294.372/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en gezagsbeëindiging minderjarige na conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsbeëindiging van een minderjarige, waarbij een bijzondere curator is benoemd. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank die het gezag van de moeder had beëindigd op grond van artikel 1:266, lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek. De bijzondere curator had in zijn rapport geadviseerd om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen, omdat de huidige situatie voor de minderjarige als veilig en prettig werd ervaren. De vader, die het gezag over de minderjarige heeft, werd als beter in staat geacht om aan te sluiten bij de belevingswereld van de minderjarige dan de moeder. Het hof heeft de eerdere beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De ouders zijn al jarenlang in conflict over de opvoeding en verzorging van de minderjarige, wat heeft geleid tot verschillende juridische procedures en uiteindelijk tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, en dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader het gezag blijft uitoefenen zonder verdere juridische conflicten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.294.372/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/305724 / FA RK 20-3973
Beschikking van de meervoudige kamer van 26 april 2022 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn door het hof aangemerkt:
  • [de vader] (hierna: de vader);
  • de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
Als informant is door het hof aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de GI).

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de zaak en zijn eerdere overwegingen verwijst het hof naar zijn eerdere beschikkingen van 30 november 2021 en 21 december 2021, die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
Bij de beschikking van dit hof van 21 december 2021 heeft het hof [curator] tot bijzondere curator in de zin van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) benoemd. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.2
De bijzondere curator heeft op 1 februari 2022 zijn rapport aan het hof gestuurd.
1.3
Bij brief van 11 februari 2022 heeft het hof de ouders, de raad en de GI in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit rapport. Het hof heeft daarbij vermeld voornemens te zijn de zaak verder op de stukken te beslissen.
1.4
Bij brief van 18 februari 2022 heeft de raad op het rapport gereageerd. Bij brief van
17 maart 2022 heeft de moeder op het rapport gereageerd. Van de vader is geen reactie ingekomen. Geen van de belanghebbenden heeft bezwaar gemaakt tegen schriftelijke afdoening van de zaak.

2.De verdere beoordeling

Rapport bijzondere curator en reacties
2.1
De bijzondere curator heeft op verzoek van het hof met [minderjarige] gesproken buiten aanwezigheid van zijn ouders. [minderjarige] is daarvoor naar het kantoor van de bijzondere curator gekomen. Op 31 januari 2022 heeft de bijzondere curator met [minderjarige] gebeld om te horen of [minderjarige] contact met zijn moeder had gehad. Dat bleek het geval te zijn geweest. De bijzondere curator adviseert het hof in zijn rapport van 1 februari 2022 om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen. Het is in het belang van [minderjarige] dat moeder niet in het gezag over [minderjarige] wordt hersteld. [minderjarige] ervaart de huidige situatie - waarbij hij woont bij de vader, de vader het gezag heeft en hij contact met zijn moeder heeft als het hem past - niet alleen als prettig, maar ook als veilig. [minderjarige] vertrouwt zijn vader, heeft een goed contact met hem en [minderjarige] wil dat de vader over hem beslist. [minderjarige] wil dat de procedures stoppen. De vader is volgens de bijzondere curator beter dan de moeder in staat om aan te sluiten bij de belevingswereld van [minderjarige] en om zijn wensen serieus te nemen. Er zijn zorgen over de medische situatie van de vader, maar die maken niet dat hij niet goed voor [minderjarige] kan zorgen, aldus de bijzondere curator.
2.2
De raad is het eens met het beeld dat naar voren komt uit het rapport van de bijzondere curator en met de conclusie om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Dit sluit aan bij wat er in het rapport van de raad van 21 juli 2020 staat vermeld.
2.3
De moeder is het niet eens met het rapport van de bijzondere curator, omdat er weer ontmoetingen tussen haar en [minderjarige] zijn geweest en zij vindt dat de communicatie tussen haar en de vader is verbeterd sinds de benoeming van de bijzondere curator. De moeder wijst daarbij op de door haar overgelegde berichten die partijen in het kader van een ziekenhuisbezoek van de vader naar elkaar hebben gestuurd. De moeder zou [minderjarige] opvangen als de vader naar het ziekenhuis moet.
Beoordeling hof
2.4
Volgens artikel 1:266 lid 1, aanhef en onder a BW kan de rechtbank het gezag van een ouder op verzoek van de raad beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
2.5
Het hof is, mede op basis van het rapport van de bijzondere curator, tot de conclusie gekomen dat de rechtbank het gezag van de moeder terecht heeft beëindigd. De ouders zijn in 2012 uit elkaar gegaan. Sindsdien zijn er conflicten geweest over [minderjarige] . De vader en de moeder hebben ieder een eigen opvatting over wat goed is voor [minderjarige] en kunnen beslissingen over [minderjarige] niet goed met elkaar afstemmen. Daarom was het bijvoorbeeld in 2015 nodig dat de rechtbank een beslissing nam over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling met de vader. Vervolgens heeft [minderjarige] vanaf 2017 onder toezicht gestaan van de GI omdat er geen verbetering kwam in de situatie tussen de ouders en er een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] ontstond. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd. Uiteindelijk heeft deze situatie in 2018 ertoe geleid dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader is verleend. Daarnaast zijn er in de afgelopen jaren verschillende procedures gevoerd over zaken die zien op het gezamenlijk uitvoeren van het gezag. Zo is er in 2019 een procedure gevoerd over vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort. Ook is na de verhuizing van [minderjarige] naar de vader nog over de omgang tussen [minderjarige] en de moeder geprocedeerd.
2.6
De ouders zijn al jarenlang verdeeld over wat goed is voor [minderjarige] , en wel in die mate dat het noodzakelijk was om [minderjarige] onder toezicht te stellen en hem met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te plaatsen. Deze maatregelen zijn telkens verlengd totdat dit niet langer nodig was door de gezagsbeëindiging. Hiermee is de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] gegeven.
Als er gezagsbeslissingen moeten worden genomen, dreigen discussies tussen de ouders die vervolgens weer kunnen leiden tot rechtszaken. Het moeten vragen van toestemming heeft bij [minderjarige] in het verleden tot grote onrust en onzekerheid geleid; hij moest telkens afwachten of en wanneer de toestemming zou worden gegeven, hetgeen hem erg heeft belast. Dit acht het hof niet in het belang van [minderjarige] .
[minderjarige] heeft in zijn gesprek bij de bijzondere curator aangegeven dat hij wil dat de procedures tussen zijn ouders stoppen. De procedures geven hem veel onrust en stress. [minderjarige] ervaart de huidige situatie waarbij hij woont bij de vader en zijn vader het gezag heeft als prettig en veilig. Gelet op de lange voorgeschiedenis van conflicten, valt niet te verwachten dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding voor [minderjarige] kunnen dragen. De bijzondere curator constateert dat de vader beter dan de moeder in staat is om aan te sluiten bij de belevingswereld van [minderjarige] en zijn wensen centraal te stellen. Aanvoelen wat voor [minderjarige] belangrijk is, waartoe de moeder minder in staat lijkt te zijn dan de vader, is nodig bij het nemen van beslissingen over en in het belang van [minderjarige] . In de huidige situatie, waarin [minderjarige] bij de vader zal opgroeien, vindt het hof het van belang dat de vader voortvarend de gezagsbeslissingen over [minderjarige] kan blijven nemen zonder het risico dat daarover weer procedures moeten worden gevoerd.
Het is zonder meer positief dat het contact tussen de ouders en tussen [minderjarige] en de moeder weer op gang is gekomen na de benoeming van de bijzondere curator. Dit betekent echter nog niet dat de ouders duurzaam in staat zijn om samen beslissingen te nemen over [minderjarige] . Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.F. Miedema en
mr. P.A.M. Jongens-Lokin, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 26 april 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.