In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter in de rechtbank Amsterdam was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 juni 2021, maar heeft geen grieven ingediend. Tijdens de zitting op 7 april 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend en dat er ook geen mondelinge bezwaren zijn geuit tegen het vonnis. Bovendien is er geen rechtens te respecteren belang gebleken dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder werd onderzocht. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters D. Abels, H.M.J. Quaedvlieg en H.A. van Eijk aanwezig waren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.