ECLI:NL:GHAMS:2022:1212
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis met uitzondering van tenuitvoerlegging vordering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De vordering tot tenuitvoerlegging was op 20 juli 2021 door het openbaar ministerie gelast, maar het hof oordeelde dat toewijzing van deze vordering thans niet opportuun was. Dit oordeel was gebaseerd op de gewijzigde persoonlijke situatie van de verdachte, zoals beschreven in een rapport van GGZ Reclassering Fivoor.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte al loopt in een proeftijd van een eerder opgelegde straf en dat een tweede proeftijd geen meerwaarde zou hebben. Daarom heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen en het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters J.J.I. de Jong, J.J.J. Schols en T. de Bont, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2022.