ECLI:NL:GHAMS:2022:120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
23-001618-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake belaging, bedreiging en belediging van slachtoffers met aanpassing van kwalificatie en strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 mei 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging, bedreiging en belediging van twee slachtoffers. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie en de strafmotivering, die zijn vernietigd. De zaak betreft een eendaadse samenloop van belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en bedreiging en belediging van de slachtoffers, die negatieve gevolgen voor hun privéleven hebben ondervonden.

De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van twee jaar. De advocaat-generaal had een langere proeftijd gevorderd, maar het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was. De verdachte had zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van haar ex-partner, en had ook andere slachtoffers bedreigd en beledigd. Het hof vond het verontrustend dat de verdachte de ernst van haar daden niet inzag en dat zij zich als slachtoffer presenteerde.

Het hof heeft de noodzaak van een vrijheidsbeperkende maatregel bevestigd, gezien de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zou plegen. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis te vernietigen ten aanzien van de kwalificatie en strafmotivering, maar het vonnis voor het overige te bevestigen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001618-21
datum uitspraak: 18 januari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-302550-19 (hierna te noemen: zaak A), 13-204389-19 (hierna te noemen: zaak B) en 13-179289-20 (hierna te noemen: zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de kwalificatie en de strafmotivering. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 1 en zaak C bewezenverklaarde levert telkens op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

Straf en maatregel

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en dat aan haar vrijheidsbeperkende maatregelen inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de duur van twee jaren zullen worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht bij bewezenverklaring te volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden en dat de verdachte de feiten weliswaar heeft bekend, maar dat die niet los kunnen worden gezien van de daaraan voorafgaande gebeurtenissen tussen de aangevers en de verdachte. Het is ook niet nodig om contactverboden op te leggen, aangezien de verdachte geen contact meer heeft opgenomen met de aangevers.
Het hof acht de door de politierechter opgelegde straf en maatregel passend en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een ruime periode schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van haar ex-partner [slachtoffer 1]. Zij heeft hem veelvuldig dreigende tekstberichten gestuurd en zij is meermalen naar zijn woning gegaan, waarbij zij ook (langdurig) aanbelde. Ook nadat de verdachte een zogenoemd stopgesprek met de politie had gevoerd, bleef zij doorgaan met het zoeken van contact met [slachtoffer 1]. Uit zijn verklaringen blijkt dat de gedragingen van de verdachte negatieve gevolgen hebben gehad voor zijn privéleven.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van [slachtoffer 2], die werkzaam was bij de woningcorporatie waarvan de verdachte destijds een woning huurde. [slachtoffer 2] werd door de verdachte, via diverse kanalen, meermalen bedreigd en beledigd, terwijl de woningcorporatie de verdachte uitdrukkelijk had verzocht daarmee te stoppen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte ten aanzien van de twee slachtoffers de grens van het toelaatbare ver overschreden en uit het dossier blijkt dat de gedragingen tot gevoelens van stress, angst en onveiligheid bij hen hebben geleid. De verdachte heeft dan ook een ernstige inbreuk op het veiligheidsgevoel van beide slachtoffers en op het privéleven van [slachtoffer 1] gemaakt.
Het hof heeft zich rekenschap gegeven van wat de verdachte ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Echter, ook indien er een en ander aan de bewezenverklaarde feiten is voorafgegaan en de verdachte dit als naar heeft ervaren, neemt dat de strafwaardigheid en de ernst van haar handelen niet weg. Het hof acht het verontrustend dat de verdachte die strafwaardigheid, blijkens haar uitingen ter terechtzitting in hoger beroep, kennelijk nog steeds niet ziet en dat zij zich als slachtoffer presenteert. Mede daarom acht het hof de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van drie maanden ook nu nog noodzakelijk, als stok achter de deur en om de verdachte ervan te doordringen dat zij zich in de toekomst dient te onthouden van voor de slachtoffers en anderen bedreigende en intimiderende strafbare feiten. Daarin ligt besloten dat het hof geen ruimte ziet voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Het hof ziet evenmin aanleiding om, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, een langere proeftijd op te leggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
De politierechter heeft bij vonnis een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van contactverboden opgelegd en deze dadelijk uitvoerbaar verklaard. Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, is het van oordeel dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens derden, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Gelet op het ter terechtzitting van het hof besprokene en de indruk die de verdachte daarbij heeft gemaakt, is geenszins denkbeeldig dat de behandeling van de zaak en de beslissingen van het hof opnieuw heftige emoties bij de verdachte teweeg hebben gebracht en teweeg zullen brengen. Het hof acht oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de gegeven omstandigheden dan ook aangewezen ter bescherming van de slachtoffers en ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten. Om diezelfde redenen acht het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel noodzakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 55, 57, 266, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en de strafmotivering.
Bevestigt het vonnis voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2022.
mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.