ECLI:NL:GHAMS:2022:1194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
23-000725-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van bedreiging en vernieling in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de bedreiging van een slachtoffer en had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de bedreiging, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat volgens de wet.

De tenlastelegging in hoger beroep betrof onder andere de bedreiging van [slachtoffer 2] en de vernieling van goederen die toebehoorden aan het [ziekenhuis]. Het hof heeft geoordeeld dat de bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldiging.

Wat betreft de vernieling heeft het hof vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk verschillende goederen heeft vernield die aan het [ziekenhuis] toebehoorden. De verdediging voerde aan dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, maar het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Uiteindelijk werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet aan hem kon worden toegerekend vanwege zijn geestelijke toestand op het moment van de daad.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000725-21
datum uitspraak: 31 maart 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-167028-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is bij voormeld vonnis vrijgesproken van de onder 1 (impliciet cumulatief) ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en/of andere medewerkers van het [ziekenhuis]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met (kracht) spullen in de richting van deze [slachtoffer 2] te gooien en daarbij de woorden te voegen: "Ik wil eruit! Als ik jullie te pakken krijg maak ik jullie af. Ik maak jullie kapot!" en/of "Ik maak jullie af!" of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een of meer televisies en/of een of meer grote koffieautomaten (merk Selecta) en/of een of meer wastafels en/of een of meer magnetrons (merk onbekend) en/of een of meer hanglampen en/of een of meer mobiele computers en/of een of meer vaste computers en/of een droger en/of een raam ter grootte van een toegangsdeur en/of een oven (merk onbekend) en/of een of meer bloempoten en/of een of meer mokken met namen erop, in elk geval enig(e) goed of goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het [ziekenhuis] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verklaring van de aangever [slachtoffer 2] wordt, voor wat betreft de dreigende
woordendie de verdachte zou hebben geuit, niet in voldoende mate ondersteund door ander bewijs. Weliswaar blijkt uit de stukken in het dossier dat de verdachte op 22 juni 2020 erg boos was en bepaalde uitlatingen heeft gedaan, maar ten aanzien van de aard en inhoud daarvan, het moment en de wijze waarop en jegens (specifiek) wie de verdachte de (bedreigende) uitlatingen zou hebben gedaan kan naar het oordeel van het hof op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende worden vastgesteld. Daarom acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verbale bedreiging van [slachtoffer 2].
Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd door met (kracht)
spullenin diens richting te gooien. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte ‘spullen’ pakte en daarmee in (mede) zijn richting begon te gooien. Aangezien de aard van deze spullen, de afstand waarop de verdachte zich van de aangever bevond en de kracht waarmee alsook de wijze waarop zou zijn gegooid niet nader is gespecificeerd, terwijl de aangever zich in elk geval op enig moment in een andere ruimte bevond dan de verdachte, is het hof van oordeel dat het enkel ‘gooien van spullen in de richting van [slachtoffer 2]’ onder deze omstandigheden onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat aan de zijde van de verdachte geen sprake was van opzettelijk handelen omdat hij vanwege een tijdelijke (geestelijke) stoornis verstoken is geweest van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging en de gevolgen daarvan.
Het hof overweegt als volgt.
Een geestelijke stoornis staat slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn
(HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775). Hoewel het hof vaststelt dat de verdachte leed aan een stoornis (waarschijnlijk een schizofrene psychose) en aannemelijk is dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed daarvan heeft gehandeld, is onvoldoende aannemelijk geworden dat het de verdachte aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Het hof heeft daarbij mede gelet op het feit dat de verdachte ten tijde van het incident heeft gezegd dat hij “eruit” (naar het hof begrijpt: weg van de gesloten afdeling van het [ziekenhuis]) wilde.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.hij op 22 juni 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk televisies en grote koffieautomaten (merk Selecta) en een wastafel en een magnetron en hanglampen en

mobiele computers en een vaste computer en een droger en een raam ter grootte van een toegangsdeur en
een oven en bloempotten en mokken met namen erop, toebehorende aan het [ziekenhuis], heeft vernield.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontslag van alle rechtsvervolging bepleit op grond van ontoerekeningsvatbaarheid. Hij heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd. De verdachte verbleef ten tijde van het incident in het [ziekenhuis] ([ziekenhuis]), op de afdeling psychiatrie, op basis van een zorgmachtiging. Hij is door (overdosering van) een voorgeschreven antidepressivum (Citaloptram) in een totaal andere geestestoestand terechtgekomen. Door een vertraagde afbraak van dat middel in het lichaam van de verdachte kan als bijwerking agressie optreden en tot slot was bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis (waarschijnlijk schizofrene psychose) welke is veroorzaakt door toediening van (een te grote hoeveelheid van) Citalopram.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ontoerekeningsvatbaar zal verklaren en hem zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep staat voor het hof vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het onder 2 bewezen verklaarde sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, ten gevolge waarvan dat feit hem niet kan worden toegerekend. Daarom is de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de onder feit 1 (impliciet cumulatief) ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en/of andere medewerkers van het [ziekenhuis].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en
ontslaatde verdachte te dier zake
van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. C.N. Dalebout en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2022.
Mr. V.M.A. Sinnige en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.