In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennep in een woonwijk en het voorhanden hebben van hennep in een bedrijfspand. Het hof bevestigde de veroordeling, met uitzondering van de strafoplegging, die werd aangepast. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek waarbij hennepplanten en groeimiddelen in het bedrijfspand van de verdachte werden aangetroffen. De verdachte had het pand als onderhuurder gehuurd en was regelmatig aanwezig, wat het hof deed concluderen dat hij op de hoogte moest zijn van de hennepproductie. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de herhaling daarvan een zwaardere straf rechtvaardigden. De verdachte had eerder al een strafblad, maar niet voor Opiumwet gerelateerde feiten. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat moest worden verdisconteerd. Uiteindelijk werd de taakstraf verlaagd en werd een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.