In deze zaak gaat het om de overname van een tandartspraktijk door [appellant] van [geïntimeerde]. [appellant] heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter, die zijn vorderingen had afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of er een bindende overeenkomst tot stand is gekomen tussen [appellant] en [geïntimeerde] voor de overname van de praktijk. De rechtbank had geoordeeld dat er geen overeenkomst was, omdat [appellant] niet had voldaan aan de voorwaarde dat hij een samenwerkingsovereenkomst zou sluiten met de andere tandartsen in de maatschap, [X] en [Y].
De feiten tonen aan dat er gesprekken hebben plaatsgevonden over de overname, maar dat er geen definitieve overeenstemming is bereikt. [geïntimeerde] heeft in een e-mail aan [appellant] en zijn adviseur aangegeven dat de maten niet verder wilden met [appellant] als overnamekandidaat. Het hof oordeelt dat [appellant] redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de overname afhankelijk was van het bereiken van een akkoord met [X] en [Y].
Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en oordeelt dat [geïntimeerde] niet gebonden is aan de overname, omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de voorwaarden die in de onderhandelingen zijn gesteld. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.