ECLI:NL:GHAMS:2022:1159
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de vader over minderjarige en benoeming van de GI tot voogd
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, verzocht om het gezag niet te beëindigen en om de werking van de bestreden beschikking op te schorten. De rechtbank had op 26 mei 2021, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, het gezag van de ouders beëindigd en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) tot voogd benoemd. De vader en de moeder hebben samen het gezag over [minderjarige] uitgeoefend, maar de situatie is veranderd sinds [minderjarige] in 2018 bij de pleegouders woont.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de dagelijkse verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. De vader heeft weliswaar een goede band met [minderjarige] en is betrokken bij haar leven, maar zijn rol is tot nu toe aanvullend geweest. Het hof heeft overwogen dat de stabiliteit in de huidige opvoedsituatie van groot belang is voor [minderjarige], die zich goed ontwikkelt bij de pleegouders. De vader heeft aangegeven dat hij op dit moment niet wenst dat [minderjarige] bij hem komt wonen, omdat hij niet over zelfstandige woonruimte beschikt. Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de vader gerechtvaardigd is in het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige].
De vader heeft ook een verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat hij geen belang meer heeft bij een beslissing op dit verzoek, gezien de eindbeslissing in de hoofdzaak. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.