In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met betrekking tot zijn minderjarige kind. De vader had eerder toezeggingen gedaan om drugstesten te laten afnemen, maar deze toezeggingen zijn niet nagekomen, wat heeft geleid tot wantrouwen bij de moeder. Na druk van het hof heeft de vader uiteindelijk drugstesten laten afnemen, waaruit bleek dat hij cannabinoïden gebruikt. Het hof concludeert dat er onvoldoende vertrouwen is dat de vader het belang van het kind vooropstelt, indien hij gezamenlijk gezag zou krijgen. De communicatie tussen de ouders is verstoord, wat ook een beletsel vormt voor gezamenlijk gezag. De moeder heeft een omgangsregeling voorgesteld, die door het hof is vastgesteld. De omgangsregeling houdt in dat de vader gedurende vier weken elke zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur omgang heeft met het kind, gevolgd door een uitbreiding van de uren in de daaropvolgende weken. De behandeling van de zaak wordt pro forma aangehouden tot 23 oktober 2022, waarbij partijen schriftelijk moeten rapporteren over de voortgang van de omgang.