ECLI:NL:GHAMS:2022:1141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
23-001291-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake zware mishandeling met noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was betrokken bij een incident waarbij hij, na door het slachtoffer met een auto te zijn aangereden, het slachtoffer uit de auto trok en hem vervolgens heeft getrapt, wat leidde tot ernstig letsel. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich en zijn medeverdachte wilde verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een noodweersituatie, de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden, waardoor het beroep op noodweer niet kon slagen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar oordeelde dat hij niet strafbaar was vanwege noodweerexces. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001291-19
datum uitspraak: 15 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-185630-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 2022 en 1 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (zwaar) hersen- en/of (zwaar) hoofdletsel en/of neurologische schade met langdurige gevolgen, heeft toegebracht door,
  • deze [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, en/of
  • [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen,
  • (ook) terwijl deze [benadeelde] (weerloos) op de grond lag;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • heeft deze [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of arm(en) getrapt en/of geschopt;
  • (ook) terwijl deze [benadeelde] (weerloos) op de grond lag, en/of;
  • heeft deze [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of arm(en) gestompt en/of geslagen;
  • (ook) terwijl deze [benadeelde] (weerloos) op de grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde] heeft mishandeld door
- deze [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of arm(en) te trappen en/of te schoppen,
- ( ook) terwijl deze [benadeelde] (weerloos) op de grond lag, en/of
- deze [benadeelde] (meermalen) (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of arm(en) te stompen en/of te slaan,
- ( ook) terwijl deze [benadeelde] (weerloos) op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en tot een andere beslissing met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte.

Vaststelling feitelijke gang van zaken

Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting neemt het hof de volgende feitelijke gang van zaken als vaststaand aan.
In de tuin van [medeverdachte 2] , de zoon van de aangever ( [benadeelde] ), vond een voorval plaats tussen de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] enerzijds en [medeverdachte 2] en de aangever anderzijds. Nadat iedereen de tuin had verlaten en de verdachte en [medeverdachte 1] naar hun bus liepen, zagen zij de aangever in zijn auto zitten. De verdachte en [medeverdachte 1] liepen op de aangever af. Op dat moment gaf de aangever gas en reed hij met zijn auto in op de verdachte en [medeverdachte 1] . De verdachte wist bijtijds aan de kant te springen, maar [medeverdachte 1] werd geraakt door de auto. Hij rolde daarbij over de motorkap en kwam terecht tussen de auto van de aangever en een geparkeerde auto. [medeverdachte 1] bleef na het voorval op de grond liggen en was even bewusteloos. De verdachte heeft geprobeerd [medeverdachte 1] weg te trekken van de weg omdat de aangever nog steeds in zijn auto zat. Dit lukte niet.
Daarop is de verdachte naar de aangever gerend en heeft hij hem, uit angst dat de aangever nogmaals op de verdachte en [medeverdachte 1] zou inrijden, uit de auto getrokken. De aangever pakte, terwijl hij uit de auto werd getrokken, een bahco van de bijrijdersstoel. De verdachte trok de aangever vervolgens naar de grond. Op dat moment had de aangever de bahco nog in de hand en stribbelde hij tegen door schoppende bewegingen te maken. Op dat moment voegde [medeverdachte 1] zich bij de verdachte, waarna de verdachte en [medeverdachte 1] de aangever hebben getrapt, deels terwijl de aangever weerloos op de grond lag. De verdachte trapte tegen het lichaam en [medeverdachte 1] trapte tegen het hoofd (hierna ook: het eerste geweldsincident). De verdachte en [medeverdachte 1] zijn vervolgens weggelopen en in hun bus gestapt. Even later stapte [medeverdachte 1] uit de bus en liep nogmaals in de richting van de aangever, die op dat moment nog op de grond lag en werd verzorgd door omstanders. [medeverdachte 1] pakte het hoofd van de aangever vast en trapte hem nogmaals tegen het hoofd, waarna de aangever met zijn hoofd hard op de straat terecht kwam (hierna ook: het tweede geweldsincident).

Vrijspraak primair tenlastegelegde zware mishandeling

De steller van de tenlastelegging heeft in het primair tenlastegelegde de volgende feitelijkheden opgenomen: het – al dan niet in vereniging – slaan en/of stompen tegen het hoofd van het slachtoffer (gedachtestreepje 1) en het trappen en/of schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer (gedachtestreepje 2).
Het hof overweegt dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat de verdachte en/of zijn mededader het slachtoffer tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, zoals onder het eerste gedachtestreepje is ten laste gelegd. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje overweegt het hof dat, alhoewel kan worden vastgesteld dat de aangever door de tenlastegelegde gewelddadigheden zwaar letsel heeft bekomen, het hof de verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging zal vrijspreken. Immers, het hof heeft niet kunnen vaststellen dat dit letsel is ontstaan als gevolg van geweldsincident 1. Allerminst kan worden uitgesloten dat juist de schop tegen het hoofd door [medeverdachte 1] bij geweldsincident 2 tot het geconstateerde letsel heeft geleid. Nu de verdachte bij laatstgenoemd geweldsincident niet was betrokken acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat hij medepleger is van de zware mishandeling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2018 te Heiloo tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [benadeelde] meermalen telkens met kracht tegen het lichaam heeft getrapt, ook terwijl [benadeelde] weerloos op de grond lag en meermalen telkens met kracht te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een succesvol beroep op noodweer toekomt.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde heeft gehandeld uit noodweer en dat hij dientengevolge dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft daartoe, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uit het dossier volgt dat er op verschillende momenten sprake was van een wederrechtelijke aanranding door de aangever van de verdachte en [medeverdachte 1] . De verdachte was gerechtigd zichzelf en [medeverdachte 1] daartegen te verdedigen.
Op basis van de hierboven genoemde vaststelling van de feitelijke gang van zaken is het hof van oordeel dat het met de auto inrijden op de verdachte en [medeverdachte 1] kan worden gekwalificeerd als een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte en [medeverdachte 1] , gevolgd door een onmiddellijk dreigend gevaar voor een hernieuwde aanranding doordat de aangever in de auto is blijven zitten. De verdachte mocht zich hiertegen verdedigen en bevond zich aldus in een noodweersituatie. Gelet echter op de mate van het door de verdachte toegepaste geweld, zoals bewezenverklaard, heeft de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging tegen die aanranding en de dreiging daarvoor overschreden. Hierdoor is niet aan de proportionaliteitseis voldaan. Het beroep op noodweer wordt daarmee verworpen.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, is dit strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich, voor het geval het hof niet meegaat in het noodweer-verweer, op het standpunt gesteld dat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweerexces en dat hij aldus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu – kort gezegd – de gedragingen van de verdachte een onmiddellijk gevolg waren van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding door de aangever.
Het verweer slaagt. Zoals hiervoor overwogen heeft de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Het hof acht het evenwel aannemelijk dat het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die bij hem was veroorzaakt doordat de aangever met een auto op de verdachte en [medeverdachte 1] was ingereden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar en het hof zal de verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 28.058,88, bestaande uit € 15.558,88 ter zake materiële schade en
€ 12.500,00 ter zake immateriële schade. In eerste aanleg is ook de vergoeding gevorderd van proceskosten voor de eigen bijdrage voor de toevoeging van de advocaat ten bedrage van € 468,00.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering en daarbij de vordering ter zake materiële kosten verlaagd met € 3.315,32. Daarnaast zijn de proceskosten op nihil gesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ter zake van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem dus geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld
Verklaart de
verdachte niet strafbaaren ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2022.