Uitspraak
1.[klager] ,
[klaagster],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak hebben klagers, beiden ontvangers van AOW-uitkeringen, een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder wegens onzorgvuldig handelen bij het leggen van derdenbeslagen en de berekening van de beslagvrije voet. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij niet tijdig heeft gereageerd op hun verzoeken om uitleg en dat hij fouten heeft gemaakt bij de berekening van de beslagvrije voet. De klacht is ingediend op 17 juni 2021 tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders van 4 juni 2021. Tijdens de behandeling op 10 februari 2022 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder hun standpunten toegelicht.
De feiten tonen aan dat de gerechtsdeurwaarder op 5 maart 2020 beslag heeft gelegd op de AOW-uitkering van klaagster, maar niet adequaat heeft gereageerd op de vragen van klagers over de berekening van de beslagvrije voet. Klagers hebben herhaaldelijk om uitleg gevraagd, maar de gerechtsdeurwaarder heeft niet tijdig gereageerd. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet met voldoende voortvarendheid heeft gehandeld en dat hij fouten heeft gemaakt bij de berekening van de beslagvrije voet, wat heeft geleid tot een te hoge beslagvrije voet.
Het hof heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. Daarnaast is de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot betaling van kosten aan klagers en aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak. De beslissing benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de behandeling van verzoeken omtrent beslagvrije voet, en dat de gerechtsdeurwaarder niet afhankelijk is van gegevens van de SVB voor het vaststellen van de beslagvrije voet.