Uitspraak
2.2.hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot 9 november 2016 te Alkmaar en/of (elders in) Nederland, [slachtoffer 1] (via een of meer ander(en), te weten onder meer [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd, middels de bewoordingen aan [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1] en/of een of meer ander(en)
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 21 oktober 2016 te Alkmaar en/of (elders in) Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
4.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 1 november 2016 te Alkmaar en/of (elders in) Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
5.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 1 november 2016 te Alkmaar, met (zijn, verdachtes, minderjarige dochter) [benadeelde 4] (geboren op [geboortedag 4] 2002), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 4] , hebbende hij, verdachte, (telkens)
6.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 12 december 2016 te Alkmaar en/of (elders in) Nederland, (telkens) (een) afbeelding(en)(foto's) en/of een gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten:
teamicaal – kon zijn. Dat het contact tussen de verdachte en een aantal van zijn rijschoolleerlingen (aanmerkelijk) verder ging dan enkel zakelijk contact, ziet het hof terug in het dossier. Onder meer de jeugdige rijschoolleerlingen [benadeelde 3] , [benadeelde 1] en [naam 1] kwamen af en toe bij de verdachte thuis om wat te drinken, zo is niet alleen door de verdachte, maar ook door deze leerlingen zelf verklaard. Bovendien is op enig moment een relatie ontstaan tussen de verdachte en leerlinge [slachtoffer 1] . Voorts bevat het dossier WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en een aantal rijschoolleerlingen, van welke gesprekken kan worden gezegd dat het contact bepaald van meer dan zakelijke aard was. In gesprekken met leerlingen [naam 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft de verdachte onder meer teksten geuit als ‘ik geef om jou’, ‘je bent lief’, ‘lieffie’ en ‘kom hier lekker ding’. Rijschoolleerling [naam 3] heeft in een informatief gesprek met zedenrechercheurs verklaard dat de verdachte hem verschillende keren heeft aangeboden rijlessen af te nemen in ruil voor seksuele handelingen. Het door de verdachte inzetten van seksuele handelingen als betaalmiddel is eveneens terug te vinden in een WhatsApp-gesprek met leerling [naam 2] , die vraagt of hij moet betalen voor een van de verdachte over te nemen fiets, welke vraag de verdachte beantwoordt met: “pijpbeurt”. In een eerder WhatsAppgesprek met dezelfde leerling bericht de verdachte aan hem dat hij hem nog moet ‘nemen’, waarmee hij bedoelt ‘je in je kont nemen en zuigen’. [naam 4] , voormalig partner van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte vaak naar jonge meisjes keek en dat hij heeft gezegd meer opgewonden te raken van jonge meisjes. [naam 5] , een ex-leerlinge en goede kennis van verdachte, heeft verklaard wel eens van de verdachte gehoord te hebben dat hij bij de meiden die bij hem lesten over de benen ging en dat hij het heerlijk vond als leerlingen met blote voeten in de auto kwamen.
specifiekeonderdelen steun vindt in overige bewijsmiddelen. Zo heeft [benadeelde 4] verklaard dat zij over de verdachte heen heeft moeten plassen en poepen. De verdachte heeft in zijn verklaringen een voorkeur voor plasseks bevestigd, en heeft bovendien verklaard dat hij dergelijke seks heeft gehad met [slachtoffer 1] . Ook in de verklaring van [naam 4] , voormalig partner van de verdachte, komt deze voorkeur naar voren: zij heeft verklaard dat de verdachte aan haar heeft voorgesteld om plasseks te hebben.
eigenervaringen. Bovendien heeft zij ten overstaan van de zedenrechercheurs van meet af aan en consequent verklaard dat geen sprake is geweest van vaginale of anale penetratie, hetgeen in lijn is met wat zij aan haar moeder heeft verteld (‘het zit tussen zoenen en ‘het doen’ in’) nog voordat zij een informatief gesprek had met de zedenrechercheurs. Ook overigens is het hof onvoldoende gebleken van een motief zijdens [benadeelde 4] om in strijd met de waarheid aangifte te doen van een dergelijke, zeer ernstige, beschuldiging jegens haar eigen vader. Dat [benadeelde 4] dit allemaal heeft gedaan vanuit jaloezie over de relatie die de verdachte op enig moment had met [slachtoffer 1] , acht het hof onvoldoende aannemelijk geworden.
geheledagboek van [benadeelde 4] als processtuk in het dossier te voegen nu de relevantie daartoe ontbreekt, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
een gewoonteheeft gemaakt van het bezit van kinderpornografisch materiaal, zodat hij van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
niet, nu die conclusie naar ’s hofs oordeel te verstrekkend is op basis van de door [deskundige 1] gerapporteerde bevindingen. Daarbij merkt het hof voorts op dat voor een aantal van die bevindingen geldt dat deze niet worden gedragen door de inhoud van het dossier. Bij de totstandkoming van dit oordeel heeft het hof overigens niet betrokken hetgeen door de advocaat-generaal in de bijlage bij haar schriftelijk requisitoir is uiteengezet. Daarmee is aldus niet aan de voorwaarde voldaan die de verdediging aan haar voorwaardelijke verzoek tot heropening ten grondslag heeft gelegd, zodat dit verzoek geen verdere bespreking behoeft.
2.hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot 9 november 2016 in Nederland
3.hij op tijdstippen in de periode van 20 oktober 2016 tot en met 21 oktober 2016 in Alkmaar door feitelijkheden, te weten
4.hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 1 november 2016 in Nederland, door feitelijkheden, te weten
5.hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 11 december 2015 te Alkmaar, met zijn minderjarige dochter [benadeelde 4] (geboren op [geboortedag 4] 2002), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 4] , hebbende hij
6.hij op 12 december 2016 te Alkmaar gegevensdragers, te weten:
amicaalte betitelen.
nietovergaan tot het opleggen van een contactverbod.
materiëleschade heeft geleden tot een bedrag van € 304,53, mede omdat de stellingen van de benadeelde partij omtrent het optreden van die schade voor dat bedrag en de causale relatie daarvan met het bewezenverklaarde van de zijde van de verdachte niet (gemotiveerd) zijn betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
immateriëleschade heeft geleden. In tegenstelling tot hetgeen door de verdediging (overigens niet gemotiveerd) is gesteld, is deze immateriële schade voldoende met stukken onderbouwd en toegelicht, zodat deze voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid op € 10.000,00. Het hof heeft hierbij gelet op de ingrijpende aard van het handelen van de verdachte, mede in het licht van de afhankelijkheidsrelatie die de benadeelde partij als dochter van de verdachte ten opzichte van hem had, de zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij die dit handelen heeft veroorzaakt, de daarmee verband houdende psychische gevolgen, alsmede op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. Daarbij zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op
geen enkele wijze - direct of indirect (derhalve ook niet middels de moeder van [benadeelde 4] ) - contactzal opnemen, zoeken of hebben
met [benadeelde 4], geboren op [geboortedag 4] 2002 te Alkmaar. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
dadelijk uitvoerbaaris.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 330,00 (driehonderddertig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€47,84 (zevenenveertig euro en vierentachtig cent).
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 10.304,53 (tienduizend driehonderdvier euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 304,53 (driehonderdvier euro en drieënvijftig cent) aan materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.