In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar drie minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling. De kinderen verblijven sinds april 2018 bij de vader, en de omgang met de moeder was tot nu toe beperkt tot eenmaal per maand onder begeleiding van een professional. De moeder betwistte de beperking van de omgang en voerde aan dat zij een goede moeder is en dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder heeft in het verleden te maken gehad met problemen, waaronder incidenten van overlast en drugsgebruik, wat heeft geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft aangegeven dat een meer uitgebreide omgang emotionele onveiligheid voor de kinderen met zich meebrengt. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook geadviseerd om de huidige regeling te handhaven, gezien de kwetsbaarheid van de kinderen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige omgangsregeling van eenmaal per maand noodzakelijk is voor de stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen. De moeder moet haar verslavingsproblematiek onderkennen en hulp accepteren voordat er ruimte is voor uitbreiding van de omgang. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de GI opgedragen om te blijven kijken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang in de toekomst, zodra de omstandigheden dat toelaten.