ECLI:NL:GHAMS:2022:1091
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet voldoen aan aangifteplicht liquide middelen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 juli 2021. De verdachte, geboren in 1998, had op 1 oktober 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, niet voldaan aan zijn verplichting tot het doen van aangifte van liquide middelen van 10.000 euro of meer, zoals vereist door artikel 3 van de Verordening (EU) nummer 1889/2005. De verdachte had geen, een onvolledige of onjuiste aangifte gedaan terwijl hij de Gemeenschap binnenkwam of verliet.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 maart 2022 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de gedraging, omdat een bankmedewerker hem had verteld dat hij 10.000 euro in contanten mocht meenemen zonder aangifte te doen. Het hof oordeelde dat, hoewel het aannemelijk is dat de verdachte geen opzet had, dit niet tot vrijspraak kon leiden, omdat voor de overtreding geen opzet vereist is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het tenlastegelegde bewezen verklaard, maar de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de uitspraak dat de eerder uitgevaardigde strafbeschikking is vernietigd.