ECLI:NL:GHAMS:2022:1084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
23-000541-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank Noord-Holland inzake straatroof met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor twee straatroven, gepleegd op 8 oktober 2019 en 15 september 2019, waarbij hij samen met anderen onder bedreiging van geweld mobiele telefoons heeft gestolen van twee slachtoffers. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte is strafbaar verklaard en de straffen zijn opgelegd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 217 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 240 uren opgelegd. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de gepleegde feiten. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000541-20
datum uitspraak: 12 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-254022-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 8 oktober 2019 te Beverwijk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg de Alkmaarse weg, althans op of aan de openbare weg, omstreeks 23.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een telefoon (Apple Iphone 8 plus), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 1] een mes, althans een puntig voorwerp, te tonen en/of open te klappen en/of;
- te zeggen tegen die [benadeelde 1]: "Als je nu schreeuwt of mij aanraakt maak ik je dood", althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking;
1.
subsidiair
[medeverdachte] en/of nog onbekend gebleven personen op 8 oktober 2019 te Beverwijk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg de Alkmaarse weg, althans op of aan de openbare weg, omstreeks 23.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een telefoon (Apple Iphone 8 plus), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 1] een mes, althans een puntig voorwerp, te tonen en/of open te klappen en/of;
- te zeggen tegen die [benadeelde 1]: "Als je nu schreeuwt of mij aanraakt maak ik je dood", althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 8 oktober 2019 te Beverwijk en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door de mededader naar de plek van de straatroof te brengen met de auto en vervolgens aldaar in de auto is blijven wachten op de mededader;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Haarlem, althans in Nederland, op of aan de openbare weg de Garenkokerskade, althans op of aan een openbare weg, omstreeks 23.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, Apple Iphone 6s en/of een Beats hoofdtelefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, althans een scherp voorwerp op die [benadeelde 2] te richten en/of stekende bewegingen daarmee te maken richting het lichaam van die [benadeelde 2] en/of
- die [benadeelde 2] bij de arm vast te pakken en/of te duwen tegen het lichaam en/of
- te roepen: 'steek hem steek hem', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 8 oktober 2019 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander een telefoon (Apple Iphone 8 plus) die geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door:
- die [benadeelde 1] een mes te tonen en open te klappen en
- te zeggen tegen die [benadeelde 1]: "Als je nu schreeuwt of mij aanraakt maak ik je dood", althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 15 september 2019 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander een Apple Iphone 6s en een Beats hoofdtelefoon, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- een mes op die [benadeelde 2] te richten en stekende bewegingen daarmee te maken richting het lichaam van die [benadeelde 2] en
- die [benadeelde 2] bij de arm vast te pakken en te duwen tegen het lichaam en
- te roepen: 'steek hem steek hem', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren onder verschillende bijzondere voorwaarden.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 328 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte kwam en komt nog altijd jeugdig over. Hij woonde ten tijde van het tenlastegelegde nog thuis en krijgt nu hij op zichzelf woont nog steeds veel steun van zijn moeder. Bovendien heeft de reclassering onvoldoende gemotiveerd waarom pedagogische beïnvloeding van de verdachte niet mogelijk zou zijn. Indien niet wordt gekozen voor het toepassen van jeugdstrafrecht wordt verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit en zijn persoonlijke omstandigheden. Het gaat momenteel goed met de verdachte. Hij heeft een vaste baan, een eigen huurwoning en een vaste vriendin. Detentie zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. Tevens wordt verzocht rekening te houden met de ouderdom van de feiten, de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en zijn aandeel bij de tenlastegelegde feiten, dat kleiner was dan dat van de medeverdachte(n).
Oordeel van het hof
Met betrekking tot het verzoek van de raadsvrouw het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt het hof als volgt.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Dat brengt mee dat in beginsel het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Ingevolge het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter de bepalingen van het jeugdstrafrecht toepassen, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het hof heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapportages van 5 november 2019 en 15 januari 2020 waarin is geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte op verstandelijk beperkt niveau functioneert, komt hij leeftijdsadequaat over en geeft hij de indruk zijn eigen gedrag voldoende te kunnen organiseren. Dat er een indicatie is voor het toepassen van jeugdstrafrecht omdat de verdachte actief deelneemt aan een gezin is volgens de reclassering niet doorslaggevend, omdat het gezinssysteem tijdens de begeleiding vanuit de volwassenreclassering betrokken zal worden. Tevens heeft het hof acht geslagen op hetgeen overigens ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van de verdachte is gebleken.
Het hof ziet – net zoals de rechtbank – geen aanleiding af te wijken van het advies van de reclassering om volwassenstrafrecht toe te passen en ziet in de persoonlijkheid van de verdachte geen aanleiding voor toepassing van jeugdstrafrecht. Ook de omstandigheden waaronder het feit is begaan geven daartoe geen aanleiding. Het hof zal daarom geen toepassing geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn medeverdachte(n) schuldig gemaakt aan twee straatroven. Twee jonge voorbijgangers werden elk laat op de avond op straat aangesproken met een smoesje, waarna zij vervolgens onder bedreiging van een mes werden gedwongen tot afgifte van hun mobiele telefoons en in één geval ook van een koptelefoon. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen nog geruime tijd last houden van psychische klachten, zo leert de ervaring. Daar komt bij dat dit soort delicten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij versterken. De verdachte heeft hier lak aan gehad en zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin.
In beginsel vormt in het onderhavige geval slechts de oplegging van een substantiële gevangenisstraf een passende reactie op de door de verdachte begane feiten. Er zijn echter ook feiten en omstandigheden die het hof in strafmatigende zin zal meewegen. Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het begaan van het feit pas 19 jaar oud was en dat uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 maart 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk dat hij een vaste baan heeft, een eigen huurhuis en dat hij een vriendin heeft. Het hof acht het in het belang van de verdachte, maar (met het oog op het voorkomen van recidive) vooral in dat van de samenleving dat deze positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist door een straf die zou meebrengen dat de verdachte op dit moment opnieuw gedetineerd zou raken met alle gevolgen die dat voor zijn werk en woning zou hebben. Daarom zal het hof een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en het onvoorwaardelijke deel gelijk stellen aan de dagen die de verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast zal het hof de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van maximale duur opleggen. Hiermee wil het hof enerzijds de ernst van de feiten benadrukken en beoogt het de verdachte anderzijds te doordringen van de noodzaak zich in de toekomst verre te houden van het plegen van strafbare feiten en hem te stimuleren om op het goede pad te blijven.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde is voorbereid met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.208,00 en bestaat voor € 1.008,00 uit materiële schade en voor € 200,00 uit immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 859,00, bestaande voor
€ 659,00 uit materiële schade en voor € 200,00 uit immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd met een vordering tot schadevergoeding voor hetzelfde bedrag als in eerste aanleg is gevorderd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is, met zijn mededader, tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
De materiële schade zal in zijn geheel worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 1.008,00. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op het gevorderde bedrag van € 200,00. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat door de verdachte en diens mededader gedreigd is met geweld jegens de benadeelde partij en dat hij daardoor in zijn persoon is aangetast.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Daarbij zal het hof bepalen dat indien de mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.414,40 en bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade (totaal) € 514,40
a) headset beats € 299,00
b) reparatiekosten gestolen telefoon € 171,10
c) aanschaf nieuwe simkaart € 2,50
d) aanschaf tijdelijke telefoon € 10,00
e) trui € 25,00
f) reiskosten € 6,80
- immateriële schade (totaal) € 900,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd met een vordering tot schadevergoeding voor hetzelfde bedrag als in eerste aanleg is gevorderd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is met zijn mededaders tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
De materiële schade zal in zijn geheel worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 514,40. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op het gevorderde bedrag van € 900,00. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat door de verdachte en diens mededaders geweld jegens de benadeelde partij is gebruikt en dat hij daarbij in zijn persoon is aangetast, meer in het bijzonder in zijn lichamelijke integriteit.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Daarbij zal het hof bepalen dat indien de mededaders dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
217 (tweehonderdzeventien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Telefoontoestel geel, merk Apple (goednummer 1099868).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.208,00 (duizend tweehonderdacht euro) bestaande uit € 1.008,00 (duizend acht euro) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.208,00 (duizend tweehonderdacht euro) bestaande uit € 1.008,00 (duizend acht euro) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 oktober 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.414,40 (duizend vierhonderdelf euro) bestaande uit € 514,40 (vijfhonderdelf euro) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.414,40 (duizend vierhonderdelf euro) bestaande uit € 514,40 (vijfhonderdelf euro) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 september 2019.
Heft op het - op 28 november 2019 geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, mr. V.M.A. Sinnige en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2022.