Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging
Vrijspraak
BESLISSING
teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een slachtoffer op 8 juni 2017. De tenlastelegging omvatte het dwingen van het slachtoffer tot het plegen van ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om hem te veroordelen.
Tijdens de rechtszitting in hoger beroep op 25 maart 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal vorderde vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, een standpunt dat ook door de raadsvrouw werd ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen, vooral gezien de onzorgvuldige wijze waarop het bewijs, in dit geval een bh, was veiliggesteld en in beslag genomen.
Het hof concludeerde dat de resultaten van het forensisch DNA-onderzoek, hoewel ondersteunend aan de verklaringen van de aangeefster, niet met de vereiste mate van zekerheid konden worden gekoppeld aan de beschuldigingen. De inbeslagname van de bh had niet op een zorgvuldige manier plaatsgevonden, wat leidde tot onzekerheden over de interpretatie van de DNA-resultaten. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.