ECLI:NL:GHAMS:2022:1054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
10 april 2022
Zaaknummer
200.269.180/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op eerder arrest inzake kosten van het incident in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2022 een aanvulling gegeven op een eerder arrest van 15 februari 2022. De zaak betreft een hoger beroep waarin de appellant, wonend in Qatar, zich verzet tegen een verzoek van de geïntimeerden, gevestigd in Nederland, om aanvulling van het arrest. De geïntimeerden hebben een incidentele vordering tot zekerheidsstelling ingesteld, waarop het hof eerder had bevolen dat de appellant zekerheid moest stellen. In het eindarrest van 15 februari 2022 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, terwijl de geïntimeerde sub 1 in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep werd veroordeeld. Het hof heeft echter verzuimd te beslissen over de kosten van het incident, wat noodzakelijk is, ongeacht of partijen om een kostenveroordeling hebben verzocht. De incidentele vordering van de geïntimeerden is grotendeels toegewezen, en de appellant is in het ongelijk gesteld. Het hof heeft de kosten van het incident aan de zijde van de geïntimeerden begroot op nihil, omdat de incidentele vordering was ingediend in een gedingstuk dat ook de memorie van antwoord en de memorie van grieven in incidenteel hoger beroep bevatte. Het hof heeft de aanvulling op het arrest vastgesteld en de appellant veroordeeld in de kosten van het incident.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.180/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/652596 / HA ZA 18-824
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 april 2022
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , Qatar,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. T. Bogers te Utrecht,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente ] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J. Boelens te Assen,
en

2.[geïntimeerde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente ] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. Boelens te Assen.
Partijen worden hierna [appellant] , [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 15 februari 2022 een arrest uitgesproken.
Bij brief van 24 maart 2022 hebben [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] verzocht om aanvulling van het arrest.
Bij brief van 25 maart 2022 heeft [appellant] zich verzet tegen toewijzing van dit verzoek.

2.Beoordeling

2.1
In deze zaak hebben [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] een incidentele vordering tot zekerheidsstelling ingesteld. Bij tussenarrest van 8 september 2020 heeft het hof [appellant] bevolen zekerheid te stellen. Daarbij heeft het hof zijn beslissing over de kosten van het incident aangehouden.
2.2
Bij eindarrest van 15 februari 2022 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep en [geïntimeerde sub 1] veroordeeld in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep.
2.3
Het hof heeft verzuimd te beslissen over de kosten van het incident. Daarover dient de rechter ook te beslissen indien partijen geen kostenveroordeling in het incident gevorderd hebben. Indien [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] de incidentele vordering hebben ingesteld zonder [appellant] eerst buiten rechte om zekerheidsstelling te verzoeken, is dat onvoldoende reden om een kostenveroordeling achterwege te laten.
2.4
De incidentele vordering is grotendeels toegewezen. [appellant] is in het principaal hoger beroep in het ongelijk gesteld. Daarom zal hij ook in de kosten van het incident worden veroordeeld. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben hun incidentele vordering ingesteld bij een gedingstuk waarin ook de memorie van antwoord en de memorie van grieven in incidenteel hoger beroep waren vervat. Daarom begroot het hof de kosten van het incident aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] op nihil.

3.Beslissing

Het hof:
vult het arrest van 15 februari 2022 als volgt aan:
veroordeelt [appellant] in de kosten van het incident, aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] begroot op nihil;
stelt de aanvulling op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, R.M. de Winter en J.G. Sijmons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.