In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van het medeplegen van diefstal van een lokportemonnee op 23 juni 2021. De politie had een loktas geplaatst in het centrum van Amsterdam, waarin een portemonnee met valse eurobiljetten was geplaatst. De verdachte en zijn medeverdachte werden door verbalisanten in de gaten gehouden terwijl zij de tas naderden en de portemonnee wegnamen. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat het medeplegen van de diefstal bewezen achtte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof benadrukte dat de inwoners van Amsterdam veel last ondervinden van zakkenrollerij en dat een taakstraf in dit geval niet als voldoende afschrikwekkend werd beschouwd. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, en het hof verklaarde de verdachte strafbaar.