ECLI:NL:GHAMS:2022:1036
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake nakoming zorgregeling en belang minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. De man verzoekt het hof om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling voor hun minderjarige dochter, die is vastgesteld in een eerdere beschikking van het hof. De vrouw heeft de vorderingen van de man betwist en verzocht om bekrachtiging van het bestreden vonnis. De zaak is ter zitting behandeld op 3 maart 2022, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van pleitnotities.
De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het in 2019 ontbonden huwelijk van partijen is in 2009 hun dochter geboren. In een eerdere beschikking van het hof is een zorgregeling vastgesteld, maar de man heeft sinds april 2021 geen contact meer gehad met zijn dochter. De man stelt dat de vrouw de omgang met hun dochter belemmert en dat dit in strijd is met de belangen van het kind. Het hof overweegt dat het afdwingen van contact in de huidige situatie niet in het belang van de minderjarige is, gezien haar gevoelens van onveiligheid en de professionele adviezen van betrokken zorgverleners. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over ouderverstoting.
Het hof komt tot de conclusie dat de grieven van de man falen en dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof wijst het meer of anders gevorderde af.