ECLI:NL:GHAMS:2022:1020

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
23-003228-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ISD-maatregel in hoger beroep met bespreking van verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde ISD-maatregel van 2 jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar voegt een overweging toe naar aanleiding van het verweer van de raadsman. De raadsman had verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden of een voorwaardelijke ISD-maatregel, stellende dat de ISD-maatregel een ultimum remedium zou moeten zijn en dat er alternatieven beschikbaar zijn voor de verdachte. Het hof overweegt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien het recidiverisico en de verslavingsproblematiek van de verdachte. Het hof heeft de verklaringen van de reclasseringswerker en deskundigen in overweging genomen en concludeert dat er geen reële alternatieven zijn voor de ISD-maatregel. Het hof wijst het verweer van de raadsman in zijn geheel af en bevestigt het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003228-21
datum uitspraak: 5 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-215942-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en een daar door de raadsman gevoerd verweer ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) een overweging toevoegt.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren, waarbij is bepaald dat het openbaar ministerie binnen 9 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Het hoger beroep van de verdachte is gericht tegen de door de rechtbank opgelegde ISD-maatregel. De raadsman heeft in dat verband primair verzocht om oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden en subsidiair van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Daartoe heeft hij – kort gezegd – het volgende aangevoerd. De oplegging van de ISD-maatregel zou een ultimum remedium moeten zijn, terwijl de verdachte nooit eerder een kans is geboden, en er voor hem nog andere mogelijkheden zijn, zoals begeleiding door AMOC en toeleiding naar verdere behandeling. Bovendien heeft de ter terechtzitting gehoorde reclasseringsmedewerker [naam] niet verklaard dat een reclasseringstoezicht in het geval van de verdachte geheel onmogelijk zou zijn. Daarnaast blijkt uit de Justitiële Documentatie betreffende de verdachte dat hij – na de vele veroordelingen van eind 2018 tot en met 2019 – sinds 2020 nog maar weinig is veroordeeld, en derhalve misschien formeel wel als zeer actieve veelpleger kan worden aangemerkt, maar de recidive in frequentie is afgenomen en veel beperkter is dan bij andere zeer actieve veelplegers aan wie de ISD-maatregel doorgaans wordt opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank en op de in het vonnis verwoorde gronden, is het hof van oordeel dat de oplegging van de ISD-maatregel aan de verdachte geboden is en dat aan de zogenaamde ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Dat de recidive sinds 2020 in frequentie is afgenomen maakt dat niet anders. Het recidiverisico wordt blijkens het reclasseringsadvies van 13 oktober 2021 mede vanwege de verslavingsproblematiek van de verdachte als hoog ingeschat. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep reclasseringswerker [naam] gehoord. Uit diens verklaring volgt dat geen reële alternatieven bestaan teneinde het recidivegevaar in te perken. Dit geldt temeer nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard al vanaf zijn twaalfde levensjaar verslaafd te zijn aan harddrugs. Volgens deskundige [naam] is een dergelijke langdurige verslaving heel moeilijk te behandelen. Voorts volgt uit zijn verklaring dat er geen reële andere kaders dan de ISD-maatregel bestaan om de verdachte te begeleiden, ook niet een begeleiding door AMOC zoals door de raadsman bepleit. De verdachte heeft immers geen sociale rechten opgebouwd, waardoor hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. Hij heeft geen postadres, geen verzekering en geen uitkering en hij zou dergelijke praktische zaken zelf moeten regelen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte naar eigen zeggen reeds ruim drie jaren in Nederland verblijft en tot op heden niet in staat is gebleken dergelijke zaken zelf te regelen. Met de rechtbank acht het hof, alles afwegende, oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk. Het hof merkt daarbij op dat deze maatregel strekt ter beveiliging van de samenleving tegen personen die, zoals de verdachte, keer op keer in crimineel gedrag vervallen en ter beperking van door hen begane recidive. Dat in een andere zaak aan een andere Roemeense verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd, zoals door de verdediging is aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve in alle onderdelen verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. C.N. Dalebout en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.