ECLI:NL:GHAMS:2022:1014

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
23-002173-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en bedreiging in hoger beroep met betrekking tot de verdachte

Op 5 april 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1984, was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting en bedreiging. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte onbeperkt verklaard, maar verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de bedreiging. De tenlastelegging in zaak A betrof de verkrachting van de benadeelde op 4 juli 2017, terwijl zaak B betrekking had op de bedreiging van de benadeelde op 7 juli 2018. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verkrachting, aangezien er geen directe getuigen waren en de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren. Ook in zaak B werd de verdachte vrijgesproken, omdat de getuigen niet onafhankelijk waren en er geen objectief bewijs was. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002173-20
datum uitspraak: 5 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 oktober 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-035779-18 (zaak A) en 15-214315-18 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte, diens raadsman en door de advocaat van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de in zaak B tenlastegelegde bedreiging van
[slachtoffer]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 4 juli 2017 te Den Helder, althans in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], te weten het (terwijl hij het hoofd van die [benadeelde] vastpakte en in de richting van zijn penis duwde) met de penis binnendringen van de mond van die [benadeelde] en/of met de penis binnendringen van de vagina van die [benadeelde] en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (een of meermalen) opzettelijk (en met kracht)
- die [benadeelde] op de grond heeft gegooid en/of
- met gebalde vuisten voor die [benadeelde] is gaan staan en/of
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat hij die [benadeelde] knock out zou gaan slaan en/of
- zijn hand voor de mond van die [benadeelde] heeft gehouden en/of
- die [benadeelde] bij haar arm heeft gepakt en voornoemde [benadeelde] de trap op heeft geduwd en/of
- die [benadeelde] heeft gedwongen de trap op te lopen door te zeggen dat hij haar anders knock out zou slaan en/of
- die [benadeelde] op een bed heeft geduwd en/of vervolgens de broek van die [benadeelde] heeft uitgetrokken;
zaak B:
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Den Helder, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] de woorden toe te voegen 'ik maak jullie af', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of met zijn handen en/of vingers langs zijn nek/keel te bewegen en (daarmee) een 'ik snij je nek/keel door' gebaar te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregelen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak zaak A

Door de raadsman is aangevoerd dat sprake is van onvoldoende ondersteunend bewijs en daarmee een ‘unus testis’ situatie, zodat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Verder is de verklaring van aangeefster onvoldoende consistent en niet betrouwbaar, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaring van aangeefster, die zij betrouwbaar acht, en het ondersteunend bewijs waaronder het Whatsappbericht van 2 juli 2017, de getuigenverklaringen en het audiogesprek, voldoende bewijs aanwezig is om het onder A ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte en de aangeefster hebben een relatie gehad, die geruime tijd voor de tenlastegelegde datum is verbroken. De aangeefster heeft verklaard dat het seksuele contact tussen hen op 4 juli 2017 onvrijwillig was. Hoewel die aangifte steun vindt in de door de rechtbank gebruikte en door de advocaat-generaal opgesomde feiten, heeft het hof op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet de overtuiging bekomen dat de verdachte op 4 juli 2017 inderdaad de aangeefster heeft verkracht zoals tenlastegelegd.
Het hof stelt in dat verband vast dat er geen directe getuigen zijn geweest van hetgeen zich tussen de verdachte en de aangeefster op de bewuste avond heeft afgespeeld, terwijl er evenmin enig letsel bij de aangeefster is geconstateerd. De verdachte heeft al bij zijn eerste politieverhoor verklaard dat hij inderdaad op 4 juli 2017 seksueel contact heeft gehad met zijn ex-vriendin in de woning van haar ouders nadat zij hem telefonisch had uitgenodigd om daar langs te komen. Volgens die verklaring zou dat na het beëindigen van hun relatie vaker zijn gebeurd, waaronder ongeveer een week voorafgaand aan 4 juli 2017 nog in een hotel. Deze seksuele handelingen zouden volgens de verdachte steeds – ook op 4 juli 2017 – met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden.
Uit de analyse van telecomgegevens volgt dat het de (telefoon van de) aangeefster is geweest die diezelfde avond contact met (de telefoon van) de verdachte heeft gehad. Ook blijkt daaruit dat in een periode voorafgaand aan 4 juli 2017 – waarin hun relatie al was beëindigd en de aangeefster reeds een andere vriend had – de telefonische contacten veelvuldig van (de telefoon van) de aangeefster naar (die van) de verdachte zijn uitgegaan en slechts vijf keer andersom. Ook dit past bij de verklaring van de verdachte. Op twee specifieke dagen waarop de verdachte de aangeefster volgens haar verklaring zou hebben gebeld, is geen contact tussen de beide nummers geregistreerd.
Daarnaast heeft de aangeefster wisselend verklaard over de wijze waarop zij op 4 juli 2017 door de verdachte zou zijn gedwongen de trap op te gaan naar de slaapkamer van haar broertje. Volgens haar aangifte is zij door de verdachte op de grond gegooid, bij haar arm gegrepen en mee naar boven getrokken, volgens haar latere verklaring zou hij tegen haar gezegd hebben dat zij naar boven moest lopen, omdat hij haar anders knock-out zou slaan en zou hij haar geduwd hebben.
Alles overziend heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in zaak A tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Vrijspraak zaak B

Naar het oordeel van het hof is op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak B tenlastegelegde bedreiging, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hoewel er getuigen van het voorval zijn geweest, acht het hof deze niet geheel onafhankelijk, terwijl objectief bewijs of een verklaring van (een) onafhankelijke getuige(n) ontbreekt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.346,60, bestaande uit € 2.346,60 aan materiële schade en
€ 10.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.346,60, bestaande uit € 2.346,60 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak met betrekking tot de in zaak B tenlastegelegde bedreiging van
[slachtoffer].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-035779-18 en in de zaak met parketnummer 15-214315-18 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. D. Abels en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 april 2022.
mr. J. Steenbrink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]