afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003487-19
datum uitspraak: 1 april 2022
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-741234-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres 1] .
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.primairhij op of omstreeks 29 september 2018 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bril (merk Dita Mach Five) (waarde circa 1050 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkel [winkel] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1.subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 29 september 2018 te Tilburg, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een bril (merk Dita Mach Five) (waarde circa 1050 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkel [winkel] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 29 september 2018 te Tilburg en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een voorverkenning te doen in voornoemde winkel en/of door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] plannen/afspraken te maken en/of informatie te delen omtrent de wijze waarop voornoemde diefstal zou kunnen plaatsvinden en/of omtrent de mogelijke vluchtroute en/of wijze van vluchten met een gereedstaande auto;
1.meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 tot en met 14 november 2018 te Tilburg en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een voorwerp, te weten een bril (merk Dita Mach Five), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten een bril (merk Dita Mach Five) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
1.meest subsidiairhij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 tot en met 14 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bril ( merk Dita Mach Five) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en),althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.primairhij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer brillen (merk Dita System One en/of Dita Grandmaster Five), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkel [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.2. meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2018 tot en met 14 november 2018, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een voorwerp, te weten een bril (merk Dita System One), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten een bril (merk Dita System One) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.3.hij op of omstreeks 15 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, van het merk Sig, model P220, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie II en/of III, te weten 5 patronen categorie III, van het merk G.F.L. en/of Lapua en/of Geco en/of PMC en/of 2 patronen categorie II, van het merk Sintox voorhanden heeft gehad;
4.primairhij op of omstreeks 2 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, in/uit een auto (gekentekend [kenteken] ) een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen tas (met inhoud) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een of meer ruit(en) van voornoemde auto;
4.4. meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 2 november 2018 tot en met 15 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (dames)tas (inhoudende ondermeer een Duitstalige kaart en boek, bos sleutels, vrouwelijke producten en/of een reisgids)) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.6. primairhij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2018 tot en met 15 november 2018, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een computer (merk Apple Imac), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten een computer (merk Apple Imac) gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
6.subsidiairhij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2018 tot en met 15 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een computer (merk Apple Imac) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewijsbeslissingen en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank. Nu het hof zich ten dele wel verenigt met de overwegingen in het vonnis, zal het hof deze (deels) overnemen in het arrest.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal in vereniging, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking of intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er geen ondersteuning is voor de stelling dat de verdachte wist dat de bril zou worden weggenomen en dat de herkenning van de verdachte als bestuurder van de auto op een vergissing van de winkelmedewerker berust.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de bewijsmotivering in het vonnis, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [benadeelde 1] , eigenaar van [winkel] , blijkt dat hij en zijn collega [naam 1] op 29 september 2018 rond 15:30 uur drie mannen de winkel binnen zagen komen. Deze mannen keken wat rond en vertrokken weer. Zij waren ongeveer 2 of 3 minuten in de winkel. Een uur later, rond 16:30 uur, zagen zij één van deze mannen wederom de winkel binnen komen. Hij paste een bril (een Dita Mach Five) en rende daar vervolgens mee weg zonder te betalen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard op 29 september 2018 met twee anderen in de [winkel] te zijn geweest en later met zijn drieën weer te zijn teruggekeerd met de auto en toen op een parkeerplaats te hebben gestaan.
[naam 1] heeft tegen de politie verklaard dat hij achter de man, die de winkel uitrende met de bril, is aangerend en dat deze man aan het einde van de achtervolging in een blauwe Audi A3 stapte. De twee andere personen, die daarvoor met de andere man in de winkel waren geweest, zaten in deze auto. Uit zijn verklaring blijkt verder dat de motor van de Audi A3 op dat moment al liep, dat de auto een stukje uit het parkeervak werd gereden en dat het voorportier van binnenuit werd opengedaan, zodat de wegrennende persoon zo kon instappen. De eerder in de winkel geziene jongen met donkerder huidskleur zat in de auto, achter het stuur.
Op 1 oktober 2018 heeft de aangever [benadeelde 1] op de site van [website 1] een advertentie gezien waar een Dita Mach Five te koop wordt aangeboden, met het prijskaartje er nog aan. De aangever herkende het prijskaartje als het prijskaartje uit zijn winkel. De naam van de aanbieder was [verdachte] . Aangever heeft hem op [website 2] opgezocht en hem daarbij herkend als een van de drie mannen die bij het eerste winkelbezoek aanwezig was. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij de bril op [website 1] heeft aangeboden. Op 4 oktober 2018 is in het kader van een beoogde pseudokoop het telefoonnummer uit de advertentie op [website 1] gebeld. Even later werd er met dit nummer teruggebeld door een persoon die zich uitgaf als [verdachte] . Deze persoon gaf aan dat de bril al was verkocht.
[naam 1] heeft verklaard dat hij de bestuurder van de auto herkent als de persoon die te zien is op de profielfoto op [website 2] van [verdachte] en die voor de diefstal in de winkel was. Het hof overweegt dat het deze herkenning – in weerwil van hetgeen de raadsman daaromtrent heeft aangevoerd – betrouwbaar acht. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [naam 1] alle drie de mannen heeft gezien toen zij in eerste instantie, omstreeks 15:30 uur, enige tijd in de winkel waren, zodat hij goed in staat moet zijn geweest hen relatief kort daarna van elkaar te kunnen onderscheiden. Het hof acht hierbij van belang dat [naam 1] heeft verklaard dat hij hen op dat moment (omstreeks 15:30 uur) al een beetje verdacht vond, waaruit spreekt dat hij op dat moment bijzondere aandacht aan hen heeft besteed. Uit de verklaring van [benadeelde 1] over de signalementen van de om 15:30 uur in zijn winkel aanwezige mannen volgt bovendien dat de persoon die wordt herkend als [verdachte] opvallende uiterlijke kenmerken had, te weten een blauw trainingsjack van Lacoste en een snor, die hem onderscheidde van de twee andere aanwezige mannen. Dit ondersteunt de betrouwbaarheid van de herkenning door [naam 1] .
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte om 15:30 uur op 29 september 2018 met twee anderen in de [winkel] was. De verdachte bestuurde de auto toen een uur later een medeverdachte, nadat hij door [naam 1] was achtervolgd, in de auto plaatsnam en de verdachte snel wegreed. Kort nadat een bril uit de winkel was weggenomen, heeft de verdachte deze bril op [website 1] aangeboden en verkocht. Naar het oordeel van het hof is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal in de [winkel] op 29 september 2018, zodat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Het hof is – met de advocaat-generaal en raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde bepleit, omdat geen sprake is geweest van het verbergen of verhullen van de rechthebbende of de herkomst van het voorwerp en de verdachte daar geen feitelijke zeggenschap over heeft gehad.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de bewijsmotivering in het vonnis, op het standpunt gesteld dat het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat op 10 oktober 2018 omstreeks 15:00 uur door twee mannen een Dita System One en een Dita Grandmaster Five zonnebril worden gestolen uit de [benadeelde 2] in Amsterdam. Deze twee mannen worden op foto’s van camerabeelden door politieambtenaar [verbalisant] herkend als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Op 10 oktober 2018 omstreeks 16:45 uur heeft [verbalisant] een personenauto gecontroleerd (in Amsterdam), waarin naast voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , onder andere ook de verdachte bleek te zitten.
De aangever heeft op 14 oktober 2018 de politie bericht dat de gestolen bril op [website 1] stond en daarbij een link naar de betreffende advertentie gestuurd. Uit onderzoek aan deze advertentie bleek dat een Dita System One werd aangeboden, alsmede dat de advertentie op 13 oktober 2018 op [website 1] was geplaatst met een account toebehorend aan ‘ [verdachte] ’. In de advertentie stond vermeld dat de bril nog nooit is gedragen en in perfecte staat was. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij de bril – tegen betaling – voor een ander op [website 1] heeft aangeboden en dat hij niet naar de herkomst van de bril heeft gevraagd. Als het tot een verkoopafspraak zou komen, zou hij de afspraak met de koper plannen en de verkoper en hij zouden dan samen naar de afspraak gaan. Verder blijkt uit de in het dossier gevoegde afschriften van de betreffende [website 1] dat verdachte met geïnteresseerden prijsonderhandelingen voerde over de Dita System One zonnebril.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 13 oktober 2018 de op 10 oktober 2018 in de [benadeelde 2] gestolen Dita System One bril, in opdracht van een ander, onder voormelde omstandigheden te koop heeft aangeboden op [website 1] . Aldus heeft de verdachte de bril in een bewuste en nauwe samenwerking met die ander voorhanden gehad. Het hof is verder van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden – het tegen betaling, zonder enige vragen naar de herkomst te stellen, in opdracht van een ander ter verkoop aanbieden van een peperdure, kort daarvoor gestolen bril – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bril uit misdrijf afkomstig was. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het voor de dief met het oog op de pakkans van de dief voor de hand ligt om de buit niet zelf, maar via een derde, te verkopen op een openbare site als Markplaats.nl. Daarbij merkt het hof tot slot op dat niet aannemelijk is geworden dat de bril een door de verdachte uit eigen misdrijf verkregen goed betrof. Voor een veroordeling terzake witwassen als bedoeld in artikel 420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is niet vereist dat de verdachte met betrekking tot dat goed (ook) handelingen heeft verricht die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij het wapen nog nooit heeft gezien, dat het niet van hem is en dat iemand anders het onder zijn bed moet hebben gelegd, terwijl het celmateriaal van de verdachte ook via secundaire overdracht – bijvoorbeeld door het uitkloppen van het dekbed of het opmaken van het bed – op het wapen terecht kan zijn gekomen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de bewijsmotivering in het vonnis, op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde en overweegt het volgende.
Op 15 november 2018 heeft de woonbegeleider van de verdachte [naam 2] – nadat de verdachte was aangehouden – in diens kamer ( [adres 2] ) onder het bed een tas met een vuurwapen aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat het in beslag genomen vuurwapen een pistool van het merk Sig, model P220, betreft en dat in dezelfde tas ook munitie zat, die bestemd en geschikt is om met dat in beslag genomen pistool te worden verschoten. De ruwe delen van het pistool zijn bemonsterd. Uit het NFI rapport van 27 maart 2019 blijkt dat uit deze bemonstering een DNA-mengprofiel is verkregen, waarvan – blijkens het daaraan verrichte vergelijkend DNA-onderzoek – het afgeleid DNA-hoofdprofiel afkomstig kan zijn van de verdachte. De hierop van toepassing zijnde matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het hof acht het door de raadsman aangedragen scenario van secundaire DNA-overdracht, onder de door hem geschetste omstandigheden of anderszins, geenszins aannemelijk geworden en gaat daaraan voorbij. Daarbij betrekt het hof dat sprake was van een match tussen het afgeleid DNA-hoofdprofiel van het uit de bemonstering verkregen mengprofiel en het DNA van de verdachte, omdat de kans zeer klein is dat indirecte overdracht leidt tot detectie van een relatief grote hoeveelheid DNA (ten opzichte van andere personen). De verklaring van de verdachte, dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de tas met het vuurwapen en de munitie, schuift het hof daarom (eveneens) als hoogst onaannemelijk terzijde.
Het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat – op grond van de aanwezigheid van de tas met het vuurwapen en de munitie in de kamer van de verdachte en de hiervoor omschreven resultaten van het DNA-onderzoek – wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, zoals hem onder 3 ten laste is gelegd.
Vrijspraak feit 4 primair
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Feiten 4 (subsidiair), 5 (primair) en 6 (primair)
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder 4 subsidiair, 5 primair, en 6 primair tenlastegelegde (schuld)witwassen, omdat geen sprake is geweest van het verbergen of verhullen van de rechthebbende of de herkomst van het betreffende voorwerp. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman bovendien aangevoerd dat de in de kamer van de verdachte aangetroffen Thinkpad, gelet op het goednummer en serienummer, niet dezelfde is als de Thinkpad waarover in de aangifte wordt gesproken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de bewijsmotivering in het vonnis, op het standpunt gesteld dat het onder 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel hof
Het hof acht het onder 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Op 15 november 2018 is de verdachte in zijn woning, te weten [adres 2] ), aangehouden. Bij die aanhouding is op het nachtkastje van de verdachte een Apple Imac computer aangetroffen. Op een tafel achterin de kamer lag een Thinkpad laptop. Beide zijn in beslag genomen. Bij een nadere doorzoeking van de kamer op diezelfde dag is op de bodem van een kast van de verdachte een bruinkleurige, leren dames schoudertas aangetroffen en inbeslaggenomen. In de tas zaten doorgaans door vrouwen gebruikte voorwerpen en visitekaartjes met het opschrift ‘ [slachtoffer 2] ’. Tevens bleek er bij omkering van die tas een hoopje gebroken glas uit de tas te komen, hetgeen de verbalisant uit ervaring bekend voorkwam van zaken met auto inbraken.
Feit 4 (tas van [slachtoffer 2] )
Uit het dossier blijkt dat [naam 3] aangifte heeft gedaan (namens [slachtoffer 2] ) van diefstal met braak uit zijn auto, gepleegd op 2 november 2018. [naam 3] had die dag zijn auto geparkeerd in een parkeergarage. Toen hij terugkeerde bij de auto was de ruit aan de achterzijde ingeslagen en was een lederen bruine handtas van zijn vriendin ( [slachtoffer 2] ) weggenomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij de tas nog nooit heeft gezien, dat hij niet weet hoe die in de kast in zijn kamer is gekomen en dat hij denkt dat iemand anders de tas daar heeft neergelegd. Het hof acht deze verklaring van de verdachte hoogst onwaarschijnlijk en (daarmee) ongeloofwaardig. Daarbij acht het hof van belang dat op voorhand niet in valt te zien waarom iemand, buiten de wetenschap van de verdachte om, een gestolen tas in een kast in zijn kamer zou leggen. Door de verdachte zijn voorts geen concrete aanknopingspunten ter staving van zijn verklaring naar voren gebracht, terwijl het dossier ook overigens geen steun biedt aan deze verklaring. Dit scenario wordt bovendien weersproken door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende: ‘Niemand komt zomaar in mijn kamer. Veel mensen lopen in en uit bij mij, maar alleen als ik in de kamer ben.’ Het onder deze omstandigheden aantreffen van de tas in de kamer van verdachte is redengevend voor het bewijs.
Het hof concludeert dat de aanwezigheid van de tas van [slachtoffer 2] in de kast van de kamer van de verdachte, waarvan hij de enige bewoner was, – bij het ontbreken van een geloofwaardige, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring van de verdachte – het oordeel rechtvaardigt dat de verdachte deze tas voorhanden heeft gehad, alsmede dat hij wetenschap had van de uiterlijke kenmerken en inhoud van die tas. Onder die omstandigheden heeft de verdachte, naar het oordeel van het hof, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de tas uit enig misdrijf afkomstig was, zodat het onder 4 subsidiair tenlastegelegde (opzet)witwassen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 5 (Thinkpad)
Uit een zich in het dossier bevindende aangifte van [naam 4] blijkt dat op 5 november 2018 in een woning aan de [adres 3] een Lenovo Thinkpad 13, met het serienummer [nummer 1] is gestolen. De op 15 november 2018 in de kamer van de verdachte aangetroffen Thinkpad heeft het serienummer [nummer 2] . Omdat de serienummers nagenoeg gelijk zijn (ten opzichte van de aangifte lijken immers slechts de eerste twee letters niet te zijn opgenomen), staat naar het oordeel van het hof vast dat de onder de verdachte in beslag genomen Thinkpad afkomstig is uit enig misdrijf, te weten de voornoemde diefstal.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de laptop voor een bedrag van ongeveer € 150,- heeft gekocht van een persoon op straat en hier geen bonnetje van heeft gekregen. De verdachte heeft in hoger beroep voorts verklaard dat hij weinig geld had te besteden en dat hij de laptop vanwege de lage prijs heeft aangeschaft. Het hof is van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de Thinkpad uit enig misdrijf afkomstig was en acht het onder 5 primair tenlastegelegde (opzet)witwassen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6 (Apple Imac)
Uit onderzoek aan de onder de verdachte in beslaggenomen Apple Imac blijkt dat bij het opstarten daarvan in het midden van het beeldscherm een groene streep over de gehele lengte van het beeldscherm verschijnt en dat de tekst ‘ [bedrijf] ’ te zien is. [naam 5] , de eigenaar van het bedrijf ‘ [bedrijf] ’, heeft op 27 november 2018 verklaard dat na een inbraak in zijn bedrijf een Imac met een groene streep door het midden van het beeldscherm weg was. Uit zijn (eerdere) aangifte blijkt dat de inbraak heeft plaatsgevonden op 4 of 5 oktober 2018.
Over de in zijn kamer aangetroffen Apple Imac heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij deze bewaarde voor een ander (naar het hof begrijpt: een medebewoner van [adres 2] ), omdat (hij dacht dat) deze persoon bang was dat de Imac uit zijn eigen kamer zou worden gestolen. Dit zou bij de verdachte niet gebeuren, omdat niemand uit de kamer van de verdachte steelt. De verdachte heeft (in aanvulling hierop) in hoger beroep verklaard dat de reden hiervoor mogelijk was dat die ander minder op zijn kamer was dan hijzelf. Naar het oordeel van het hof is deze verklaring niet aannemelijk geworden, nu de verdachte, desgevraagd, heeft geweigerd de naam van deze persoon te noemen en zijn verklaring ook anderszins niet van een nadere onderbouwing heeft voorzien, zodat deze in het geheel niet verifieerbaar is. Zijn verklaring strookt bovendien niet met hetgeen [naam 6] , wooncoördinator bij [adres 2] , tegen de politie heeft verklaard. Haar verklaring houdt immers in dat elke bewoner van [adres 2] zijn kamer op slot kan doen en dat in het gehele pand camera’s hangen. Het onder deze omstandigheden aantreffen van de Imac in de kamer van verdachte is redengevend voor het bewijs.
Omdat de verdachte een uit misdrijf afkomstige Apple Imac – relatief kort na dit misdrijf – voorhanden heeft gehad in zijn woning, en hij voor die omstandigheid geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de computer uit enig misdrijf afkomstig was. Het hof acht daarom het onder 6 primair tenlastegelegde (opzet)witwassen wettig en overtuigend bewezen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primairhij op 29 september 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bril (merk Dita Mach Five) (waarde circa 1050 euro) toebehorende aan winkel [winkel] en [benadeelde 1] ;
2.meer subsidiairhij in de periode van 13 oktober 2018 tot en met 14 november 2018, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een bril (merk Dita System One) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.hij op 15 november 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool van het merk Sig, model P220, kaliber 9x19mm en munitie van categorie II en III, te weten 5 patronen categorie III, van het merk G.F.L. en Lapua en Geco en PMC en 2 patronen categorie II, van het merk Sintox, voorhanden heeft gehad;
4.subsidiairhij in de periode van 2 november 2018 tot en met 15 november 2018, te Amsterdam een damestas (inhoudende onder meer een Duitstalige kaart en boek, bos sleutels, vrouwelijke producten en een reisgids) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
5.primairhij in de periode van 5 november 2018 tot en met 15 november 2018 te Amsterdam een laptop (merk Lenovo, type Thinkpad), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;6. primairhij in de periode van 4 oktober 2018 tot en met 15 november 2018, te Amsterdam een computer (merk Apple Imac) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens:
witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde uitsluit.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat, gelet op de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een (forse) taakstraf, aan de verdachte zouden moeten worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet Wapens en Munitie door een vuurwapen en (bijbehorende) munitie voorhanden te hebben. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens en munitie, waarmee gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht, vormt een groot gevaar voor de samenleving. Vanwege de gevaarzetting van vuurwapens dient streng tegen het illegaal voorhanden hebben daarvan te worden opgetreden. Voorts heeft hij in vereniging een zonnebril ter waarde van € 1.050,00 gestolen uit een winkel. De brutale wijze waarop deze diefstal heeft plaatsgevonden heeft voor de eigenaar en zijn medewerker veel overlast en hinder opgeleverd. Diefstallen op deze wijze gepleegd dragen in hun algemeenheid ook bij aan gevoelens van onveiligheid bij winkelpersoneel en het winkelend publiek. Tevens heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkelier. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van meerdere goederen, te weten een Dita System One zonnebril, een Apple Imac en een Thinkpad laptop. Hij heeft daardoor geholpen met het bewaren en verkopen van spullen die afkomstig zijn van misdrijven die een ander heeft begaan.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Voor het voorhanden hebben van een wapen komt geen andere dan een vrijheidsstraf in aanmerking, waarbij in strafverzwarende zin rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij het vuurwapen in zijn woning ook bijpassende munitie voorhanden had, en dat het wapen binnen handbereik lag, namelijk onder zijn bed. Ook voor een winkeldiefstal in georganiseerd verband wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van aanzienlijke duur.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 10 maart 2022 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Ook dit werkt strafverzwarend.
Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat door de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in combinatie met de strafrechtelijke geschiedenis van de verdachte, slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende reactie is.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte, kort gezegd, een positieve ontwikkeling in zijn leven heeft ingezet. Uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof in dit kader gebleken dat de verdachte medio 2021 een reclasseringstoezicht positief heeft afgerond, dat hij op vrijwillige basis (ambulant) wordt begeleid door een medewerker van Indaad en dat hij is begonnen met het aflossen van zijn schulden.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – afgezet tegen de ernst van feiten en de justitiële geschiedenis van de verdachte – onvoldoende grond voor de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij betrekt het hof dat de stelling dat de verdachte zijn leven een positieve wending zou hebben gegeven niet zonder meer onderbouwing vindt in voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte, nu daarin twee nieuwe openstaande zaken staan vermeld. Bovendien is niet gebleken dat de verdachte thans over werk of andere zinvolle dagbesteding beschikt. Het hof zal de voorgaande positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte daarom slechts in zoverre meewegen bij de strafoplegging, dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Hiermee wordt tevens beoogd dat de verdachte zich in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten zal onthouden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.050,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering bevat de volgende (naar het hof begrijpt: materiële) schadeposten:
Dita zonnebril, €1.050,00;
beschadiging glas van horloge (van medewerker [naam 1] ), € 100,00;
kapotte pantalon (van medewerker [naam 1] ), € 100,00;
een halve dag werk in verband met het doen van aangifte, € 500,00.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering afgewezen moet worden omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde. Subsidiair heeft hij bepleit dat de vordering ook bij een bewezenverklaring in zoverre moet worden afgewezen, omdat de verdachte de bril niet zelf heeft weggenomen. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat sprake zou zijn van een onevenredige belasting van het strafgeding. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat onduidelijk is in hoeverre de verzekeraar van de benadeelde partij de schade al heeft vergoed.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank zal beslissen op de vordering van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.050,00, zijnde de waarde van de door de verdachte (in vereniging) gestolen Dita zonnebril. Daarvoor is, in het licht van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek, niet vereist dat de verdachte zelf een wegnemingshandeling heeft verricht. Het hof zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf hierna te noemen datum.
Ten aanzien van de overige opgevoerde schadeposten is het hof van oordeel dat de vaststelling van de omvang hiervan een onevenredige belasting van het strafproces is. Om die reden kan de benadeelde partij thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen. Het toelaten van nadere bewijslevering in dit verband zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat het hof de benadeelde partij ook om die reden niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.065,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 270,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering bevat de volgende schadeposten:
zonnebril Dita, System One, € 675,00;
zonnebril Dita, Grandmaster Five, € 940,00;
facturen beveiliging, € 450,30.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen moet worden omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank zal beslissen op de vordering van de benadeelde partij.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat tussen het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de opgevoerde schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Om die reden kan de benadeelde partij thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen. Het toelaten van nadere bewijslevering in dit verband zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat het hof de benadeelde partij ook om die reden niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Nu niet is vast komen te staan aan wie de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen toebehoren, zal het hof bevelen dat deze dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 meer subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een HP elitebook, goednummer 5663178;
- een Apple iPhone (grijs), goednummer 5663189;
- een Nokia telefoon (zwart), goednummer 5663190;
- een Samsung telefoon (type: E1200), goednummer 5663434;
- een Apple iPhone 5 (zwart), goednummer 5663436;
- een HP probook, goednummer 5663437
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.050,00 (duizend vijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.050,00 (duizend vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 september 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] t.a.v. [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] t.a.v. [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.F.E. Geerlings en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 april 2022.
mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.