ECLI:NL:GHAMS:2022:1010

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.300.551/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voornaamswijziging van een minderjarige en de bevoegdheid van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot voornaamswijziging van een minderjarige. De vader had een verzoekschrift ingediend voor de wijziging van de voornaam van de minderjarige, maar dit verzoek bleek niet op eenstemmig verzoek van beide ouders te zijn ingediend. De moeder, die ook gezag heeft over de minderjarige, was niet op de hoogte van het verzoek en steunde dit niet. Het hof oordeelde dat de vader niet bevoegd was om dit verzoek alleen in te dienen, aangezien er bezwaren van de moeder waren en de vader geen vervangende toestemming had gevraagd. Het hof verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek en vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank die het verzoek had toegewezen. De moeder had ook verzocht om een latere vermelding aan de akte van de burgerlijke stand toe te voegen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen belang bij was. De uitspraak benadrukt het belang van gezamenlijke instemming van ouders bij dergelijke verzoeken en de noodzaak van vervangende toestemming indien er bezwaren zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.300.551/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/703491 / FA RK 21-3850
Beschikking van de meervoudige kamer van 5 april 2022 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.N. Ziekman-Meijerink te Utrecht,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
Als belanghebbende is aangemerkt de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: de minderjarige).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 1 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 juli 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder en haar advocaat.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

Uit het huwelijk van de moeder en de vader is [in] 2020 de minderjarige geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek tot voornaamswijziging van de minderjarige toegewezen en wijziging van haar voornaam gelast in de voornaam ‘ [voornaam B] ’, zodat haar volledige naam wordt ‘ [volledige naam] ’.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende, de vader alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn inleidend verzoek. Verder verzoekt de moeder te bepalen dat op grond van artikel 1:20 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de vernietiging van de bestreden beschikking een latere vermelding toegevoegd wordt aan de akte van de burgerlijke stand.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW kan wijziging van de voornamen op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank.
5.2
Ingevolge artikel 1:253i lid 1 BW, voor zover hier van belang, vertegenwoordigen de ouders, ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening, gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.
5.3
De moeder voert aan dat in de bestreden beschikking ten onrechte is vermeld dat partijen gezamenlijk de rechtbank hebben verzocht de voornaam van de minderjarige te wijzigen van [voornaam A] in [voornaam B] . Partijen zijn na een turbulente relatie eind januari 2021 feitelijk uit elkaar gegaan en zij voeren sindsdien een gescheiden huishouden. Vanwege angst voor de vader verblijft de moeder momenteel op een geheim adres. Anders dan in het inleidend verzoek tot voornaamswijziging is vermeld, is dit verzoek niet op gezamenlijk verzoek van de ouders ingediend, maar heeft de vader dit verzoek, zonder medeweten en instemming van de moeder, ingediend. Daarbij hebben een derde en de vader zich in een telefonisch gesprek tegenover de advocaat in de procedure in eerste aanleg, mr. C. Simmelink (hierna: de advocaat) voorgedaan als de ouders van [minderjarige] . De vader heeft misbruik gemaakt van de identiteitsgegevens van de moeder, terwijl de advocaat de identiteit van de derde niet heeft gecontroleerd aan de hand van een geldig legitimatiebewijs. De moeder is bij toeval achter de naamswijziging gekomen, doordat de vader zijn profielfoto op WhatsApp had gewijzigd in een foto van de bestreden beschikking en de moeder een factuur van de advocaat ontving, terwijl zij de advocaat geen opdracht had gegeven om de betreffende procedure te voeren. De moeder heeft (opnieuw) een echtscheidingsverzoek ingediend. Zij betwist dat partijen zich begin 2021 hebben verzoend en dat zij met elkaar hebben gesproken over de wens om de voornaam van [minderjarige] te wijzigen, omdat deze naam slechte herinneringen aan de ouders van de moeder met zich mee zou brengen. Omdat de moeder zich in de voornaamswijziging niet kan vinden, had de vader om vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW moeten verzoeken. Nu de vader dit niet heeft gedaan, was hij volgens de moeder niet bevoegd om in bedoelde procedure alleen op te treden als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige.
5.4
Het hof overweegt als volgt. De vader heeft in hoger beroep niet weersproken dat het inleidend verzoekschrift tot voornaamswijziging, anders dan in dat verzoekschrift staat vermeld, niet op eenstemmig verzoek van de ouders is ingediend. Nu in hoger beroep is gebleken van bezwaren van de moeder, en de vader geen vervangende toestemming ex artikel 1:253a BW heeft verzocht, volgt het hof de moeder in haar stelling dat de vader niet bevoegd was de minderjarige alleen te vertegenwoordigen met betrekking tot het verzoek tot voornaamswijziging. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en de vader alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het inleidend verzoek.
5.5
Nu gesteld noch gebleken is dat de ambtenaar van de burgerlijke stand (reeds) een latere vermelding als bedoeld in artikel 1:20 lid 1, aanhef en onder a, BW jo artikel 1:20 a BW heeft toegevoegd, heeft de moeder geen belang bij haar verzoek om van de vernietiging van de bestreden beschikking een latere vermelding aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het inleidend verzoek tot wijziging van de voornaam van [minderjarige] , geboren [in] 2020;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in Amsterdam;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. L. Meulman als griffier en is op 5 april 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.