ECLI:NL:GHAMS:2021:996
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding rechtsbijstand en verrekening in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020. Het hoger beroep werd ingesteld door de appellant, die verzocht om een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met zijn strafzaak. De advocaat-generaal heeft op 18 januari 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna de advocaat van de appellant op 8 maart 2021 schriftelijk heeft gereageerd. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 9 maart 2021 waren appellant en zijn advocaat niet aanwezig.
Het hof heeft de verzoeken van de appellant beoordeeld. De rechtbank had eerder een schadevergoeding van € 455,00 toegewezen, maar het hof oordeelde dat ook de verschuldigde btw voor toewijzing in aanmerking komt. Het hof heeft vastgesteld dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor een vergoeding van € 550,55 voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Daarnaast werd een forfaitaire vergoeding van € 280,00 toegekend voor de verzoekschriftprocedure.
De advocaat van appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte had verrekend, omdat er een betalingsregeling met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) was afgesproken. Het hof oordeelde echter dat deze regeling niet afdoet aan de verplichting tot verrekening op basis van artikel 534 Sv. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en een totale vergoeding van € 830,55 toegekend aan de appellant, met een bevel tot onverwijlde betekening van deze beschikking.