ECLI:NL:GHAMS:2021:996

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
000607-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding rechtsbijstand en verrekening in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020. Het hoger beroep werd ingesteld door de appellant, die verzocht om een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met zijn strafzaak. De advocaat-generaal heeft op 18 januari 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna de advocaat van de appellant op 8 maart 2021 schriftelijk heeft gereageerd. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 9 maart 2021 waren appellant en zijn advocaat niet aanwezig.

Het hof heeft de verzoeken van de appellant beoordeeld. De rechtbank had eerder een schadevergoeding van € 455,00 toegewezen, maar het hof oordeelde dat ook de verschuldigde btw voor toewijzing in aanmerking komt. Het hof heeft vastgesteld dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor een vergoeding van € 550,55 voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Daarnaast werd een forfaitaire vergoeding van € 280,00 toegekend voor de verzoekschriftprocedure.

De advocaat van appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte had verrekend, omdat er een betalingsregeling met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) was afgesproken. Het hof oordeelde echter dat deze regeling niet afdoet aan de verplichting tot verrekening op basis van artikel 534 Sv. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en een totale vergoeding van € 830,55 toegekend aan de appellant, met een bevel tot onverwijlde betekening van deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000607-20 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-040093-20
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020 op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. M.S. Kat,
[adres].

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 29 juni 2020 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
De advocaat-generaal heeft op 18 januari 2021 zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De advocaat van appellant heeft op 8 maart 2021 schriftelijk gereageerd.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 maart 2021 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant noch zijn advocaat zijn in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 550,55;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Ad a
De rechtbank heeft het verzoek buiten de zitting om toegewezen tot een bedrag van 455,00 en heeft het toegewezen bedrag verrekend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat ook de verschuldigde btw voor toewijzing in aanmerking komt.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 550,55.
Ad b
Blijkens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht wordt een forfaitaire vergoeding van € 280,00 toegekend voor het indienen van een verzoekschrift en wordt in eerste aanleg € 270,00 toegekend indien de advocaat het verzoek in raadkamer heeft toegelicht. In het feit dat het verzoek ten onrechte buiten aanwezigheid van de advocaat is afgedaan, ziet het hof anders dan de advocaat geen aanleiding ook het laatstbedoelde bedrag toe te kennen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 280,00.
Verrekenen
De advocaat van appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft verrekend nu appellant een betalingsregeling heeft met het Centraal Justitieel Incassobureau.
Uit de stukken die het hof op voorhand aan de advocaat van appellant heeft toegezonden blijkt dat het onderstaande bedrag verrekend kan worden. Dat met het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) een betalingsregeling is afgesproken doet niet af aan de verplichting tot verrekenen ex artikel 534 Sv.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 830,55 (achthonderddertig euro en vijfenvijftig cent).
Bepaalt de verrekening van bovenstaand bedrag met de onderstaande geldsom:
CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening
[nummer] € 904,00 € 830,55
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, L.I.M. van Bergen en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij afwezigheid van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 830,55 op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. CJIB o.v.v. [nummer].
Amsterdam, 23 maart 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.