ECLI:NL:GHAMS:2021:995

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
000866-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in verband met ondergane verzekering en loonderving na inverzekeringstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1996, die schadevergoeding vroeg voor immateriële en materiële schade als gevolg van zijn inverzekeringstelling. Het verzoekschrift werd op 14 september 2020 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 15 december 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare behandeling op 9 maart 2021 zijn zowel de advocaat-generaal als verzoeker en diens advocaat gehoord.

Verzoeker vorderde een vergoeding voor immateriële schade van € 787,50, materiële schade van € 600,00, schade door tijdverzuim van € 400,00 en kosten voor rechtsbijstand van € 550,00. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor een forfaitaire vergoeding van € 315,00 voor immateriële schade, maar wees het overige verzoek af. Het hof concludeerde dat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd voor de materiële schade en loonderving, en dat de meldplicht bij de reclassering niet zodanig bezwarend was dat hiervoor een vergoeding moest worden toegekend.

Voor de kosten van rechtsbijstand werd wel een vergoeding van € 550,00 toegekend. De totale schadevergoeding die aan verzoeker werd toegekend, bedraagt € 865,00, waarvan € 315,00 voor immateriële schade en € 550,00 voor rechtsbijstand. Het hof heeft de overige verzoeken afgewezen en de beschikking is uitgesproken in de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000866-20 (530 Sv) en 000867-20 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001195-19
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. G.F.H. Velthuizen,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 14 september 2020 ingekomen.
Op 15 december 2020 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 maart 2021 de advocaat-generaal en verzoeker en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
immateriële schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 787,50;
materiële schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 600,00;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting ten bedrage van € 400,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 30 juni 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Immaterieel
Verzoeker is op 22 februari 2017 in verzekering gesteld en op 24 februari 2017 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een forfaitaire vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 315,00.
Voor het meer dan forfaitair verzochte ziet het hof geen gronden van billijkheid voor toewijzing. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd, namelijk dat verzoeker gedurende de schorsing reclasseringstoezicht had, is daartoe naar het oordeel van het hof onvoldoende. In die periode zat verzoeker immers niet in voorlopige hechtenis. Het hof ziet niet in dat, zoals door verzoeker is betoogd, de meldplicht bij de reclassering zodanig bezwarend was dat op gronden van billijkheid hiervoor tevens een vergoeding dient te worden toegekend.
Materieel
Verzoeker stelt schade te hebben geleden wegens 3 dagen loonderving.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 533 Sv materiële schade voor vergoeding, zoals inkomensschade, kan worden vergoed mits het verzoek deugdelijk is onderbouwd en met (verifieerbare) stukken is gestaafd. In casu heeft verzoeker verklaard dat hij werkte bij een autobedrijf en dat hij daar € 1.100,00 netto per maand verdiende en dat sprake is van loonderving gedurende de drie dagen inverzekeringstelling. Hiermee heeft verzoeker niet voldaan aan de eisen die het hof aan een dergelijk verzoek stelt, zodat dit moet worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Tijdverzuim
Onder schade wegens tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting (art. 530, lid 2 Sv) is mede loonderving begrepen. Ook hier heeft te gelden dat mits deugdelijk onderbouwd en met (verifieerbare) stukken is gestaafd de schade kan worden vergoed. In casu heeft verzoeker gesteld dat hij tijdens de behandeling in eerste aanleg en in hoger beroep niet heeft kunnen werken waardoor sprake is van loonderving. Ter staving heeft verzoeker een factuur –naar het hof moet aannemen- door hem zelf als zzp’er opgesteld aan het hof overgelegd. Hiermee heeft verzoeker niet voldaan aan de eisen die het hof aan een dergelijk verzoek stelt, zodat dit moet worden afgewezen.
Rechtsbijstand
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 315,00 (driehonderdvijftien euro cent).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, L.I.M. van Bergen en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij afwezigheid van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 865,00 (achthonderdvijfenzestig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Velthuizen Advocateuur o.v.v. schadevergoeding [verzoeker].
Amsterdam, 23 maart 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.