ECLI:NL:GHAMS:2021:992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
000971-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in het kader van artikel 530 Sv met betrekking tot loonderving, reiskosten en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, ingediend op 14 oktober 2020, met betrekking tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek betreft een vergoeding voor loonderving, reiskosten, parkeerkosten en kosten van rechtsbijstand. De advocaat-generaal heeft op 30 december 2020 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 9 maart 2021 was verzoeker niet aanwezig.

Verzoeker heeft een vergoeding gevraagd voor loonderving van € 324, reiskosten van € 25, parkeerkosten van € 25, en kosten van rechtsbijstand van in totaal € 17.712,75. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker geen bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek. Hierdoor heeft het hof het verzoek tot vergoeding van loonderving afgewezen. Voor de reiskosten heeft het hof vastgesteld dat verzoeker op loopafstand van de rechtbank woont en heeft een vergoeding van € 15,20 toegekend.

Wat betreft de kosten van rechtsbijstand heeft het hof geconstateerd dat verzoeker geen eindfactuur heeft ingediend en dat de kosten niet zijn gefactureerd. Het hof heeft de kosten van rechtsbijstand gematigd en een vergoeding van € 14.515,20 toegekend voor de kosten in de strafzaak, en € 550,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure. Uiteindelijk heeft het hof verzoeker een totale schadevergoeding van € 15.080,40 toegekend, terwijl het overige verzoek is afgewezen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000971-20 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002781-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. J.J.O. Zandt,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 14 oktober 2020 ingekomen.
Op 30 december 2020 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 maart 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
loonderving ten bedrage van € 324;
reiskosten ten bedrage van € 25,00;
parkeerkosten ten bedrage van € 25,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 17.152,75;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 560,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Loonderving
De loonderving is volgens verzoeker het gevolg van:
  • bespreking advocaat en politieverhoor 30 juni 2015;
  • bespreking advocaat en zitting eerste aanleg 23 februari 2016;
  • bespreking advocaat 12 juli 2017;
  • zitting eerste aanleg 14 juli 2017;
  • zitting hoger beroep 3 juli 2020;
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor tijdverzuim, waaronder loonderving, worden gevraagd. Het is aan verzoeker om deze loonderving te beargumenteren en met (verifieerbare) stukken te staven. Verzoeker heeft in het geheel geen stukken overgelegd. Het hof zal het verzoek daarom afwijzen.
Reis- en parkeerkosten
Verzoeker stelt ook treinkosten en parkeerkosten te hebben gemaakt in verband met bovenstaande besprekingen en zittingen.
Ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reiskosten kunnen op grond van artikel 530, lid 1 Sv voor vergoeding in aanmerking komen. Onder onderzoek wordt in dit artikellid begrepen het onderzoek door een rechter. Derhalve komen de zittingen voor vergoeding in aanmerking. Verzoeker heeft echter in het geheel geen stukken overgelegd die zijn kosten staven. Onder die omstandigheden gaat het hof uit van een vergoeding van 19 cent per kilometer. Blijkens het dossier woont verzoeker op loopafstand van de rechtbank Noord-Holland en op een afstand van 20 kilometer van het hof Amsterdam. Derhalve wordt een vergoeding toegekend van (4x20x19) € 15,20.
Kosten rechtsbijstand
Volgens de urenspecificaties is door de raadsman van verzoeker, destijds verdachte, 50,4 uren besteed aan rechtsbijstand in de periode 26 juni 2015 tot en met 24 augustus 2017. Deze rechtsbijstand is gefactureerd met een viertal voorschotnota’s, gezamenlijk ten bedrage van € 15.115,00.
De raadsman van verzoeker heeft voorts een urenspecificatie overgelegd van 5,1 uren besteed aan rechtsbijstand in de periode 24 augustus 2017 tot en met 17 juli 2020. Deze rechtsbijstand is niet gefactureerd.
Ruim voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift in raadkamer is aan de advocaat van verzoeker verzocht om een eindfactuur. Deze is niet namens verzoeker ingebracht om de reden dat de raadsvrouw van verzoeker in de strafzaak een sabbatical heeft en eerst in augustus 2021 haar praktijk zal hervatten. Nu niet is gebleken dat in de urenspecificatie opgenomen kosten van rechtsbijstand daadwerkelijk zijn gefactureerd en betaald, kan verzoeker in zoverre geen kostenvergoeding worden toegekend.
Ten aanzien van de wel gefactureerde rechtsbijstand merkt het hof op dat 1,6 uur is besteed aan correspondentie met een zekere [naam 1] en 0,4 uur is besteed aan correspondentie met een zekere [naam 2]. Volgens de advocaat van verzoeker zijn dit personen die mede het contact tussen verzoeker en zijn raadsvrouw onderhielden. Het hof is - bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing van de noodzaak tot het inschakelen van tussenpersonen – van oordeel dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om de daaraan verbonden kosten voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Het hof ziet hierin aanleiding de toewijzing van het verzoek met twee uren te matigen, zodat een vergoeding moet worden gegeven voor 48,4 uren rechtsbijstand.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van (48,4 : 50,4 x 15.115) € 14.515,20.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een forfaitaire vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 15.080,40 (vijftienduizend tachtig euro en veertig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, L.I.M. van Bergen en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij afwezigheid van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 15.080,40 (vijftienduizend tachtig euro en veertig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. dossier [nummer].
Amsterdam, 23 maart 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.