ECLI:NL:GHAMS:2021:957
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de inleidende oproep in ontnemingszaak na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 22 januari 2018 was gewezen. De betrokkene, die was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, had hoger beroep ingesteld tegen de verplichting tot betaling van een geldbedrag van EUR 14.770,16 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting in hoger beroep bleek dat het dossier in ongerede was geraakt, waardoor het hof niet kon controleren of de inleidende oproep op de juiste wijze was betekend. Dit leidde tot de beslissing om de inleidende oproep nietig te verklaren. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de nietigheid van de inleidende oproep werd vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling in strafzaken, vooral in het kader van ontnemingszaken.