ECLI:NL:GHAMS:2021:938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
23-000531-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van onder andere 12 zakken zeezout en een portemonnee, alsook van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 26 juli 2013 in Amsterdam, waar de verdachte samen met medeverdachten het pand van een bedrijf binnenging, het slachtoffer onder schot hield met een vuurwapen en hem mishandelde. Het hof oordeelde dat medeplegen van de diefstal en de vrijheidsberoving bewezen was, ondanks dat de verdachte geen directe bijdrage had geleverd aan de geweldshandelingen. Het hof matigde de straf aanzienlijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels in een andere levensfase verkeerde en spijt betoonde. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000531-20
datum uitspraak: 2 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-654178-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- twaalf, in elk geval een of meer zak(ken) dode zeezout, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 400 euro en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een OV-chipkaart en/of een fitnesskaart en/of AH-bonuskaart en/of een portemonnee en/of een sleutelbos en/of een scootersleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (gekleed in (een) politie-uniform(en))
- het pand van bedrijf [bedrijf] is/zijn binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of tegen de nek en/of de rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of gedrukt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd, waardoor, althans waarbij die [slachtoffer] voorover viel en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] op zijn rug heeft/hebben vastgebonden met ducktape en/of
- de zak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Niet kijken, niet kijken, niet kijken, anders schiet ik je voor je kop en anders trappen we je kop eraf", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben getrapt en/of geschopt;
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben / is/zijn hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- het pand van bedrijf [bedrijf] binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] in/naar (de andere kant van) het magazijn getrokken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of tegen de nek en/of de rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of gedrukt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd, waardoor, althans waarbij die [slachtoffer] voorover viel en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] op zijn rug heeft/hebben vastgebonden met ducktape en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Niet kijken, niet kijken, niet kijken, anders schiet ik je voor je kop en anders trappen we je kop eraf", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben getrapt en/of geschopt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsconstructie en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde partiële vrijspraak bepleit met betrekking tot het wegnemen van de goederen toebehorend aan [slachtoffer] en de geweldshandelingen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat zijn cliënt geen opzet had op het door de mededaders gepleegde wegnemen van die goederen en het door hun jegens [slachtoffer] gepleegde geweld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor medeplegen een dubbel opzetvereiste geldt: het opzet op de onderlinge samenwerking en het opzet op de verwezenlijking van het grondfeit. Dit dubbele opzet ligt besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van het grondfeit. Niet is vereist dat de verdachte op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn medeverdachten. Zo kan voorwaardelijk opzet worden aangenomen voor een handeling van een medeverdachte voor zover deze binnen het gezamenlijke opzet kan worden gebracht. Indien echter het opzet onderling te veel of wezenlijk uiteenloopt en de medeverdachten substantieel verder gaan dan waarop het gezamenlijke opzet is gericht, kan de verdachte daarvoor niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachten gezamenlijk het opzet hadden drugs te gaan stelen, welk plan zij gezamenlijk tot uitvoering hebben gebracht. De verdachte en de medeverdachten zijn met dit doel gezamenlijk naar [bedrijf] toegereden, in een voertuig waarover de verdachte op dat moment de beschikking had. Onderweg hebben de verdachte en één van de medeverdachten een politie-uniform aangetrokken en ook werd het de verdachte op dat moment duidelijk dat door een/de medeverdachte(n) een vuurwapen, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was meegenomen dat bij de overval zou worden gebruikt. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij niet op de hoogte was van een mogelijke werkwijze of taakverdeling en dat hij enkel wist dat de overval ‘makkelijk’ zou zijn en dat hij er € 25.000,00 voor zou krijgen. Hij deed wat hem werd opgedragen, aldus de verdachte.
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat de verdachte niet zelf alle uitvoeringshandelingen heeft verricht, zoals het onder schot houden en mishandelen van het slachtoffer, of het wegnemen van zijn goederen, niet afdoet aan de gedeelde verantwoordelijkheid voor die handelingen. De verdachte heeft genoegen genomen met een minimum aan informatie over de uitvoering van de overval en daarbij stilzwijgend ingestemd met het dragen van politiekleding en het mogelijke gebruik van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). Gezien deze omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat er ook andere goederen dan drugs, zoals de bezittingen van [slachtoffer] zouden worden weggenomen en dat er geweld jegens de perso(o)n(en) die aanwezig zou(den) zijn in het pand, in casu [slachtoffer], zou worden toegepast. Deze handelingen van de medeverdachten reikten niet substantieel verder dan waarop het gezamenlijke opzet van de verdachte en de medeverdachten was gericht. Gelet daarop acht het hof de nauwe en bewuste samenwerking bewezen ten aanzien van alle uitvoeringshandelingen, waaronder de diefstal van de bezittingen van [slachtoffer] en de jegens hem gepleegde geweldshandelingen.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het tijdsverloop waarin de overval plaatsvond van te korte duur was om te kunnen spreken van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het hof overweegt als volgt.
In de jurisprudentie wordt een lage drempel aangehouden met betrekking tot de vraag of (zeer) korte beperkingen van de vrijheid van beweging als vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in politie-uniform, samen met [medeverdachte 2], het pand van [bedrijf] binnenkwamen nadat zij door [slachtoffer] waren binnengelaten. Vrijwel direct na binnenkomst hield [medeverdachte 1] het slachtoffer onder schot met het vuurwapen. De verdachten hebben het slachtoffer door het gebouw heen geduwd en getrokken, waarbij zij het slachtoffer hebben mishandeld en bedreigd en de handen van het slachtoffer op zijn rug hebben vastgebonden met ducttape. In de tussentijd werd het pand door de verdachten onderzocht, werden 12 zakken zeezout in de auto van de verdachten geladen, waarvoor de verdachten meerdere keren heen en weer moesten lopen tussen de opslaglocatie en de auto, en verlieten de verdachten de plaats delict, terwijl zij [slachtoffer] met zijn handen achter zijn rug getaped achterlieten. Uit de zich in het dossier bevindende camerabeelden blijkt dat de totale tijd dat de verdachten zich in het pand hebben bevonden op zijn minst 5 minuten beslaat.
Het hof is van oordeel dat op grond van het voornoemde sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer], aangezien het slachtoffer gedurende enige tijd gedwongen werd zich op de plaats te bevinden waar de verdachten dat wilden, zonder dat het slachtoffer zich daaraan kon onttrekken. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 juli 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- twaalf zakken Dode Zeezout, toebehorende aan bedrijf [bedrijf] en
- een geldbedrag van 400 euro en een bankpas en een rijbewijs en een OV-chipkaart en een fitnesskaart en AH-bonuskaart en een portemonnee en een sleutelbos en een scootersleutel, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders, onder wie een van de mededaders ook gekleed was in een politie-uniform,
- het pand van bedrijf [bedrijf] zijn binnengegaan en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] hebben gericht en tegen de nek en de rug van die [slachtoffer] hebben gehouden en
- die [slachtoffer] hebben geduwd, waardoor die [slachtoffer] voorover viel en
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug hebben vastgebonden met ducttape en
- de zakken van die [slachtoffer] hebben doorzocht en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: ‘Niet kijken, niet kijken, niet kijken, anders schiet ik je voor je kop en anders trappen we je kop eraf’ en
- die [slachtoffer] in het gezicht hebben geschopt;
2.
hij op 26 juli 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers zijn zij, verdachte, en zijn mededaders
- het pand van bedrijf [bedrijf] binnengegaan en hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer] naar de andere kant van het magazijn getrokken en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] gericht en tegen de nek en de rug van die [slachtoffer] gehouden en
- die [slachtoffer] geduwd, waardoor die [slachtoffer] voorover viel en
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug vastgebonden met ducttape en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: “Niet kijken, niet kijken, niet kijken, anders schiet ikje voor je kop en anders trappen we je kop eraf” en
- die [slachtoffer] in het gezicht geschopt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 21 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in deze zaak, tot het opleggen van een taakstraf van 240 uren in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest dat de verdachte heeft ondergaan in België en in Nederland.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn twee mededaders schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer onder schot is gehouden, is gedwongen te doen wat de verdachten hem zeiden, tegen het hoofd is geschopt en met ducttape is vastgebonden. Door aldus te handelen hebben de verdachten het slachtoffer niet alleen belemmerd in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid, maar hebben zij bij hem ook gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Het hof rekent het de verdachte aan dat de feiten zijn gepleegd terwijl de verdachte een politie-uniform droeg en hij wist dat een van de mededaders een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) bij zich had. Verder heeft de verdachte zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de diefstal van persoonlijke bezittingen van het slachtoffer en goederen die toebehoorden aan het bedrijf waar het slachtoffer werkte. Bij feiten als de onderhavige ligt oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel in de rede. Het hof houdt echter in grote mate met de volgende omstandigheden rekening bij de strafoplegging.
Het hof constateert allereerst dat de rechtbank – door de keuze voor een deels voorwaardelijke strafmodaliteit – de verdachte in eerste aanleg de facto een zwaardere straf heeft opgelegd dan de medeverdachten, terwijl uit de camerabeelden van de overval valt af te leiden dat de verdachte een meer ondersteunende rol vervulde bij de overval en hij ook niet degene is geweest die het slachtoffer heeft bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, hetgeen overigens ook in de strafmaatoverweging van de rechtbank zelf tot uitdrukking komt. Reeds gelet op die geringere rol van betekenis is een netto zwaardere straf dan die van de medeverdachten niet begrijpelijk.
Voorst neemt het hof in overweging dat het feit bijna acht jaar geleden heeft plaatsgevonden, op het moment dat de verdachte zich in andere levensfase bevond. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2021 zijn rol in de bewezenverklaarde feiten alsnog bekend en laten zien dat hij doordrongen is van de ernst van wat er is gebeurd op 26 juli 2013 te Amsterdam en wat daarin zijn aandeel is geweest. De verdachte heeft inzicht gegeven in wat hem ertoe heeft aangezet om op dat moment de bewezenverklaarde feiten te plegen en hij is daarin zeer open geweest; hij was jong, verslaafd aan softdrugs en had geld nodig. Naar eigen zeggen heeft hij zich laten meeslepen door de medeverdachten in een plan om drugs te stelen en kon hij zich – na eenmaal zijn medewerking te hebben toegezegd – naar eigen idee niet meer onttrekken aan de daarop volgende gebeurtenissen. Deze lezing van de gebeurtenissen past bij de waarnemingen gedaan door het hof op basis van de camerabeelden ten aanzien van de ondergeschikte rol van de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten.
Dat het begaan van de bewezenverklaarde feiten voortkomt uit de levensfase waarin de verdachte destijds verkeerde en in die zin moet worden beschouwd als een, hoewel zeer ernstige, eenmalige misstap, blijkt verder uit zijn Justitiële Documentatie. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 maart 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en is de verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met justitie in aanraking geweest. Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport van [website] van 10 maart 2021. Hieruit blijkt dat het leven van de verdachte al gedurende een langere periode een positieve wending heeft genomen. De verdachte kampt niet meer met een verslaving, is (voor het geloof) getrouwd en draagt de zorg voor drie kleine kinderen waaronder een baby van vijf maanden. Tevens is hij mantelzorger en vervult of vervulde hij een maatschappelijke rol als ‘buurtvader’ in de wijk waarin hij woont. Het hof heeft voorts acht geslagen op het bericht van de huisarts van de echtgenote van de verdachte die aan [website] heeft laten weten dat een langere gevangenisstraf problemen zal opleveren voor het gezin, nu de echtgenote van de verdachte het gelet op haar persoonlijke problematiek vermoedelijk niet alleen zal redden in die situatie.
Gelet op de ernst van de feiten ontkomt het hof niet tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op bovengenoemde factoren zal het hof deze gevangenisstraf fors matigen en daarnaast een taakstraf van de maximale duur opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, in mindering brengen op de gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. D. Radder en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 april 2021.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.