ECLI:NL:GHAMS:2021:911
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de redelijkheid van de aanvangshuurprijs en de doorbreking van het rechtsmiddelenverbod
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 14 januari 2020, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Clever Real Estate B.V. en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde], over de redelijkheid van de aanvangshuurprijs van een woonstudio. Clever Real Estate, de verhuurder, had een aanvangshuurprijs van € 570,= per maand vastgesteld, terwijl de huurcommissie eerder had geoordeeld dat een huurprijs van € 517,66 per maand redelijk was. Clever Real Estate heeft in hoger beroep gevorderd dat de kantonrechter de aanvangshuurprijs zou bevestigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter in zijn eerdere vonnissen niet op alle stellingen van Clever Real Estate had beslist.
Het hof heeft overwogen dat het motiveringsgebrek van de kantonrechter niet voldoende is om het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:262 lid 3 BW te doorbreken. Dit betekent dat het hof niet in staat was om de subsidiaire stellingen van Clever Real Estate inhoudelijk te beoordelen. Het hof heeft geconcludeerd dat de stellingen van Clever Real Estate niet leiden tot een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod, en heeft het hoger beroep verworpen. Clever Real Estate is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep dragen, inclusief de kosten van het incident. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.