ECLI:NL:GHAMS:2021:899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
23-004174-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake verkeersdelict met betrekking tot door rood licht rijden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2019. De verdachte, geboren in Ethiopië in 1966, was in eerste aanleg veroordeeld voor het rijden door rood licht, wat leidde tot een verkeersincident. De raadsman van de verdachte voerde in hoger beroep aan dat niet zonder meer kon worden vastgesteld dat de verdachte de overtreding had begaan. Hij verwees naar een verstoring in de faselogs die zou duiden op het ongeval, maar het hof verwierp dit argument. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering van de rechtbank voldoende was en dat de raadsman de bevindingen van de verbalisant niet had weerlegd. De raadsman had ook een voorwaardelijk verzoek gedaan om de verbalisant als getuige te horen, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor andere of lagere straffen dan eerder opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004174-19
datum uitspraak: 30 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-114089-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ethiopië) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht, alsmede van de verklaringen die namens [aangeefster 1] en door [aangeefster 2] op de terechtzitting in hoger beroep zijn afgelegd.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat het hof
  • i) de bewijsvoering aanvult met onderstaande bewijsoverweging;
  • ii) aandacht zal besteden aan een in hoger beroep gedaan, voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
Hierin ligt besloten dat het hof in hetgeen de verdediging in het kader van de strafmaat naar voren heeft gebracht geen aanleiding ziet om andere of lagere straffen op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, net als in eerste aanleg, op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. In aanvulling op de in eerste aanleg aangedragen argumenten heeft hij in hoger beroep aangevoerd dat op de faselogs vanaf 02:04:45,5 uur een verstoring te zien is die duidt op het ongeval, maar dat meer dan een minuut vóór die verstoring – om 02:03:40 – een voertuig door rood licht rijdt. Zodoende kan niet zonder meer worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die door rood licht is gereden, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van het hof kan ook dit argument de verdachte niet baten, om de volgende redenen.
Buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant], werkzaam als senior Forensische Opsporing bij de Dienst Regionale Recherche van de politie Amsterdam en gecertificeerd analist verkeersongevallen, heeft in diens proces-verbaal een analyse gegeven van het onderhavige verkeersincident op basis van de gegevens van een verkeersregelinstallatie (hierna: VRI) ter plaatse. Hij heeft gerelateerd dat om 02:03:50 uur zowel de fietsers (het hof: de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2]) als de bestuurder van een personenauto op het conflictvlak aankwamen, zodat aangenomen kan worden dat het ongeval op dat tijdstip heeft plaatsgevonden. Het hof ziet geen aanknopingspunt voor de gedachte dat het ongeval op een ander tijdstip heeft plaatsgevonden. Daarbij is betrokken dat de verdediging noch de bevindingen van [verbalisant], noch de door hem gehanteerde methodes met kracht van argumenten heeft weerlegd. De raadsman heeft erop gewezen dat [verbalisant] heeft gerelateerd dat het normale verkeersbeeld op het kruispunt vanaf 02:04:45:5 uur gedurende enkele minuten achtereen verstoord was, hetgeen volgens laatstgenoemde in de regel duidt op een belemmering van de doorstroming, zoals bij een verkeersongeval het geval kan zijn. Daaruit kan naar het oordeel van het hof evenwel niet worden afgeleid dat het ongeval om 02:04:45:5 heeft plaatsgevonden. Genoemde verstoring kan immers zeer wel mogelijk verband houden met de nasleep van het ongeval. Sterker nog, dat laatste neemt het hof als vaststaand aan, daar [aangeefster 2] heeft verklaard dat er vrij snel na de aanrijding een automobilist aanwezig was die zich over [aangeefster 1] ontfermde en met zijn auto de weg had geblokkeerd.
Voor het overige vindt het door de raadsman in hoger beroep gevoerde verweer in toereikende mate weerlegging in de bewijsvoering van de rechtbank.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft in hoger beroep het voorwaardelijk verzoek gedaan om [verbalisant] voornoemd als getuige te horen, indien het hof de twijfel van de raadsman omtrent de juistheid van het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse deelt. Uit het voorgaande spreekt dat het hof die twijfel niet deelt, zodat de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet is vervuld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.J.I. de Jong en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 maart 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.