In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, amfetamine en MDMA, met een totaal netto gewicht van meer dan een kilo. Het hof heeft vastgesteld dat de drugs bestemd waren voor verdere verkoop en verspreiding, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij vrijgesproken dient te worden, omdat er geen vingerafdrukken van hem op de aangetroffen drugs waren gevonden en de getuigenverklaring van een buurvrouw niet betrouwbaar zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte op het moment van de vondst de enige bewoner van de woning was en dat de aangetroffen drugs aan hem konden worden toegeschreven. De verdediging heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht, waaronder een recent motorongeluk, maar het hof heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende waren om een lagere straf op te leggen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing omtrent de strafbaarheid van het bewezen verklaarde, die het hof opnieuw heeft vastgesteld. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van harddrugs en de gevolgen daarvan voor de samenleving.