ECLI:NL:GHAMS:2021:895

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
23-003877-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door inrijden op verbalisant met scooter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling door met een scooter op een verbalisant in te rijden. De tenlastelegging omvatte het negeren van stoptekens van de politie en het met hoge snelheid in de richting van de verbalisant rijden, met de intentie om deze letsel toe te brengen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 maart 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij door de regen niet goed kon zien en niet op de hoogte was van de politie die hem wilde stoppen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om de verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, de verbalisant, niet-ontvankelijk verklaard omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003877-19
datum uitspraak: 26 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-264681-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedag] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2018 te Amsterdam en/of te Halfweg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (werkzaam als inspecteur van politie Eenheid Noord-Holland) van het leven te beroven, met dat opzet, als bestuurder van een scooter:
- ( een) stopteken(s) gegeven door [hoofdagent] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) en/of [opsporingsambtenaar] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Holland) heeft genegeerd en/of (vervolgens) (veel) gas heeft gegeven en/of de scooter heeft gestuurd in de richting van die [opsporingsambtenaar] en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) (recht) op die voornoemde [opsporingsambtenaar] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 december 2018 te Amsterdam en/of te Halfweg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [opsporingsambtenaar] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een scooter:
- ( een) stopteken(s) gegeven door [hoofdagent] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) en/of [opsporingsambtenaar] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Holland) heeft genegeerd en/of (vervolgens) (veel) gas bij te geven en/of de scooter te sturen in de richting van die [opsporingsambtenaar] en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) (recht) op die voornoemde [opsporingsambtenaar] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft hij, kort samengevat, aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Volgens de raadsman is er onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd verbalisant [opsporingsambtenaar] aan te rijden. Daarnaast ontbreekt de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en is er geen sprake van bewuste aanvaarding in het licht van het Porsche-arrest
(ECLI:NL:HR:1996:ZD0139), aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 23 december 2018 omstreeks 18:40 uur op een scooter vanuit Halfweg over de Osdorperweg in de richting van Amsterdam reed en een passagier achterop vervoerde. De politie wilde de scooter ter controle staande houden. Daartoe activeerde verbalisant [hoofdagent] het stopbord aan de voorzijde van het opvallende dienstvoertuig en reed zij het fietspad op om de rijweg van de scooter, waar de verdachte op reed, te blokkeren. De verdachte stopte vervolgens niet, maar stuurde met zijn scooter naar links. Verbalisant [opsporingsambtenaar] , in uniform gekleed, stapte daarop uit het dienstvoertuig en riep met luide stem op een niet mis te verstane wijze “Politie! Staan blijven!”. Het toerental van de scooter nam vervolgens toe en verbalisant [opsporingsambtenaar] stapte opzij om zich uit de rijweg van de scooter te bewegen. Vervolgens maakte de verdachte een stuurbeweging waardoor de scooter opnieuw recht op verbalisant [opsporingsambtenaar] af kwam rijden. Verbalisant [opsporingsambtenaar] riep nogmaals dat de verdachte moest stoppen. Verbalisant [opsporingsambtenaar] kon zijn lichaam nog net wegdraaien om een aanrijding te voorkomen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het hard regende en hij veel spetters op zijn windscherm had waardoor hij niet veel kon zien. Hij zag twee lampen voor zich en besloot vanaf het fietspad de rijweg op te rijden. Hij remde en reed over het gras de rijweg op. Toen hij daar reed gaf hij gas bij. Vervolgens zag hij een auto en probeerde deze te ontwijken. Ook zag de verdachte op enig moment de reflectie van een jas. De verdachte heeft verklaard dat hij op drie á vier meter van het voertuig en verbalisant [opsporingsambtenaar] was, maar niet heeft gehoord dat deze “Politie! Staan blijven!” heeft geroepen en niet heeft gezien dat het een opvallend politievoertuig betrof. Evenmin heeft hij het geactiveerde rood licht uitstralende stopteken op de auto waargenomen. De verdachte is volgens eigen zeggen vervolgens rakelings langs verbalisant [opsporingsambtenaar] gereden.
Het hof acht niet geloofwaardig dat de verdachte de veelheid aan opvallende signalen door de politie niet heeft waargenomen. De verdachte moet, zelfs al regende het die avond, hebben gemerkt dat het de politie was die hem wilde doen stoppen en het kan niet anders dan dat hij zich daaraan heeft willen onttrekken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [opsporingsambtenaar] blijkt dat het toerental van de scooter toenam toen deze op hem af reed en dat de verdachte, toen verbalisant [opsporingsambtenaar] opzij stapte, een stuurbeweging maakte waardoor de scooter opnieuw recht op de verbalisant af kwam rijden. Ook uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat de scooter niet afremde en dat de scooter dezelfde kant op stuurde als waar verbalisant [opsporingsambtenaar] zich heen verplaatste.
Het hof concludeert dat de verdachte, door zich met een passagier op een scooter (in het verkeer) te gedragen zoals hij heeft gedaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om verbalisant [opsporingsambtenaar] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij bevond zich immers op een zwaar object (twee stevige mannen plus het gewicht van de scooter), dat met toenemende snelheid (wat blijkt uit het oplopende toerental) in de richting van verbalisant [opsporingsambtenaar] bewoog. Toen verbalisant [opsporingsambtenaar] zich uit de rijrichting van de steeds sneller op hem af komende scooter wilde verwijderen, stuurde de verdachte bij zodat hij op [opsporingsambtenaar] af bleef rijden. Hieruit volgt dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat de scooter die hij bestuurde met aanzienlijke snelheid met [opsporingsambtenaar] in botsing zou komen. Door de geschetste versnelling en het flinke gewicht van deze scooter in combinatie met de berijders, moet de aanmerkelijke kans op als zwaar aan te merken letsel in de vorm van botbreuken of hoofdletsel door de impact van een botsing dan eveneens aanwezig worden geacht. Deze kans heeft de verdachte, door gas bij te geven en op de verbalisant af te blijven sturen, willens en wetens aanvaard. De vergelijking met het Porsche-arrest gaat in dit geval mank nu dat arrest naar het oordeel van het hof betrekking heeft op een andere situatie. Niet gezegd kan worden dat de verdachte met zijn handelen eveneens een aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat hijzelf zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het hof is aldus van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 23 december 2018 te Halfweg of Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [opsporingsambtenaar] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een scooter:
- stoptekens gegeven door [hoofdagent] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) en [opsporingsambtenaar] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Holland) heeft genegeerd en vervolgens de scooter heeft gestuurd in de richting van die [opsporingsambtenaar] en vervolgens (recht) op die voornoemde [opsporingsambtenaar] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een scooter op een verbalisant in te rijden. Hij heeft daarmee de verbalisant in gevaar gebracht. Het is aan de snelle reactie van de verbalisant te danken dat hij niet door de verdachte is geraakt. Door zijn handelen heeft de verdachte de verbalisant bovendien vrees aangejaagd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 februari 2021 is hij eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit betreffen allerlei feiten, onder andere geweldsdelicten. Er zijn ook meermaals flinke straffen aan de verdachte opgelegd. De verdachte lijkt hier echter weinig lering uit te trekken en de kansen om zijn leven te beteren niet te hebben aangegrepen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is nodig om de verdachte ervan te doordringen dat hij geen nieuwe strafbare feiten pleegt; een andere dan een vrijheidsstraf doet geen recht aan de ernst van dit feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [opsporingsambtenaar]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon kan sprake zijn indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De benadeelde moet de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens onderbouwen.
Het hof stelt vast dat de vordering van [opsporingsambtenaar] onvoldoende met concrete gegevens is onderbouwd om te kunnen concluderen dat van een dergelijk ziektebeeld sprake is. Het door de benadeelde partij gestelde psychische onbehagen is hiervoor onvoldoende.
De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [opsporingsambtenaar]
Verklaart de benadeelde partij [opsporingsambtenaar] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. D. Radder en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 maart 2021.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[opsporingsambtenaar]
.