ECLI:NL:GHAMS:2021:88

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
23-001519-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van gebiedsverbod en winkeldiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had een geschiedenis van dakloosheid, verslaving en psychische problemen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De verdachte werd beschuldigd van het niet naleven van een gebiedsverbod en van winkeldiefstal bij twee verschillende winkels in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het niet voldoen aan een bevel van de burgemeester om zich uit een overlastgebied te verwijderen en het stelen van goederen van twee winkels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een gedwongen opname voor behandeling van zijn psychische problemen. Het hof heeft besloten om de eerder opgelegde gevangenisstraf van twee maanden om te zetten in een voorwaardelijke gevangenisstraf, om de verdachte de kans te geven zijn leven te stabiliseren en verdere strafbare feiten te voorkomen. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001519-20
datum uitspraak: 20 januari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-031234-20 en 13-040420-20 en 13-074714-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-031234-20:
1.
hij, op of omstreeks 5 februari 2020 te 07:30 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden;
Zaak met parketnummer 13-040420-20 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 14 februari 2020 te 04:50 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden;
Zaak met parketnummer 13-074714-20 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 22 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, snoepgoed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op of omstreeks 21 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, olijfolie en/of vis en/of wasmiddel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer
13-074714-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-031234-20:
1.
hij, op 5 februari 2020 te 07:30 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden;
Zaak met parketnummer 13-040420-20 (gevoegd):
1.
hij, op 14 februari 2020 te 04:50 uur te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden;
Zaak met parketnummer 13-074714-20 (gevoegd):
1.
hij, op 22 maart 2020 te Amsterdam, snoepgoed, dat toebehoorde aan [winkel 1] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op 21 maart 2020 te Amsterdam, olijfolie en vis en wasmiddel, dat toebehoorde aan winkelbedrijf [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is meer dan de helft van zijn leven dakloos, verslaafd en hij lijdt aan psychische problematiek. Inmiddels is, zoals blijkt uit een e-mailbericht van een verpleegkundige bij [verblijf] van 28 december 2020 -sprake van een gedwongen opname op basis van een zorgmachtiging. De verdachte wordt behandeld voor de psychische problematiek, is abstinent van verdovende middelen en staat op een wachtlijst voor een operatie aan zijn ogen. Er wordt gekeken of na de gedwongen opname begeleid wonen mogelijk is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit traject van stabilisatie en voorbereiding op begeleid wonen verstoren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tweemaal een aan hem opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast voor bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan. Door een dergelijk bevel te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een hem van overheidswege in dat verband uitgevaardigd verbod.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen bij respectievelijk [winkel 1] en [winkel 2]. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de supermarkten en deze bedrijven schade en hinder toegebracht.
In het nadeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 december 2020, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet daarop is in deze zaak in beginsel slechts oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enige duur gerechtvaardigd. Het hof houdt er echter in overwegende mate rekening mee dat de verdachte op basis van een zorgmachtiging gedwongen is opgenomen en dat er wordt gewerkt aan een vorm van begeleiding die ook moet voorkomen dat de verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten zal schuldig maken. Om te voorkomen dat positieve ontwikkelingen teniet worden gedaan en gelet op de stukken in het dossier met betrekking tot de psychische achtergrond van de verdachte is het raadzaam het nu op gang gebrachte traject niet te onderbreken.
Gelet hierop acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Het hof zal volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet voor de verdachte niet alleen als stok achter de deur dienen om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, maar vooral als stimulans om de ingeslagen positieve weg voort te zetten.
Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging tevens rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-031234-20 en in de zaak met parketnummer 13-040420-20 en in de zaak met parketnummer 13-074714-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2021.
=========================================================================
[…]