ECLI:NL:GHAMS:2021:858
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststellen van een contactregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vaststelling van een contactregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het gezag over de minderjarige, die bij hem woont. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen ter zitting. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vrouw af te wijzen, omdat de vrouw niet in staat lijkt zich in de minderjarige te verplaatsen.
De procedure in eerste aanleg is gestart na een beschikking van de rechtbank Amsterdam op 24 maart 2020, waar de vrouw een omgangsregeling had verzocht. De man heeft in hoger beroep verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot omgang, en om de contactregeling te beëindigen. Het hof heeft vastgesteld dat de contactregeling niet goed is nagekomen door de vrouw en dat er sinds april 2020 geen contact meer is geweest. Dit heeft geleid tot gevoelens van afwijzing en onbegrip bij de minderjarige.
Het hof heeft overwogen dat de contactregeling in strijd is met de belangen van de minderjarige, die inmiddels 12 jaar oud is. De beëindiging van de contactregeling kan bijdragen aan rust en duidelijkheid voor de minderjarige, zodat zij zich kan richten op haar behandeling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw afgewezen. Tevens is het verzoek van de man tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, nu dit geen belang meer heeft na de eindbeslissing.