Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
Rochdale heeft primair geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [appellant] in zijn hoger beroep en subsidiair tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.3. Feiten
“(…)8 Verplichtingen van de huurderGoed huurder8.1 De huurder is verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen (…)Bestemming8.2 De huurder gebruikt het gehuurde uitsluitend als woonruimte. Het is niet toegestaan de woning als bedrijfsruimte te gebruiken.(…)Geen overlast of hinder8.10 De huurder zorgt ervoor dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door hemzelf, zijn huisgenoten en/of derden die zich in het gehuurde bevinden.(…)Drugs8.12 Het is de huurder niet toegestaan in het gehuurde drugs te verhandelen c.q. hennep te kweken en/of aanwezig te hebben, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.(…)”
4.Beoordeling
De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat in dit geding vast staat dat [appellant] in zijn woning een (al dan niet door derden aangelegde) bedrijfsmatige hennepkwekerij heeft gehad en dat ten behoeve daarvan sprake is geweest van diefstal van energie. Dit levertgelet op het bepaalde in artikel 8.12 van de huurvoorwaarden een tekortkoming op in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De bewindvoerder is er niet in geslaagd om feiten en omstandigheden te stellen en in dit geding aannemelijk te maken die tot het oordeel kunnen leiden dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat [appellant] zich door bedreiging genoodzaakt voelde om de aanwezigheid van de hennepkwekerij te dulden is, voor zover al juist, niet voldoende. Deze omstandigheid maakt [appellant] niet minder verantwoordelijk voor de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning. Onvoldoende is ook de stelling dat [appellant] al financiële problemen heeft en dat deze verergeren als hij op straat komt te staan.
4.3 Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met drie grieven. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.4. Beslissing
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2021 voor akte aan de zijde van [appellant] met betrekking tot hetgeen hierboven onder 2 is overwogen aangaande de ontvankelijkheid van [appellant] in hoger beroep;
bepaalt dat Rochdale op een termijn van twee weken een antwoordakte mag nemen.