ECLI:NL:GHAMS:2021:715
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige [kind 1]
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 9 oktober 2020 had besloten [kind 1] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) voor een periode van één jaar. De moeder stelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig waren, terwijl de vader zich bij haar standpunt aansloot. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI waren van mening dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd bleef.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2021 werd duidelijk dat [kind 1] in het verleden te maken had gehad met ernstige problemen op school en in zijn ontwikkeling. De ouders hadden gezamenlijk het gezag over [kind 1] en zijn broertje [kind 2], maar de moeder had moeite met het accepteren van de problematiek van [kind 1]. Het hof oordeelde dat er ten tijde van de bestreden beschikking voldoende aanwijzingen waren dat [kind 1] ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd. De zorgen van de Raad waren onderbouwd door diagnostisch onderzoek en rapportages.
Echter, tijdens de zitting in hoger beroep bleek dat [kind 1] op zijn nieuwe school goed functioneerde en dat de zorgen over zijn ontwikkeling afnamen. Het hof concludeerde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig waren en heeft de beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk vernietigd. De ondertoezichtstelling werd bekrachtigd tot de datum van de uitspraak, maar het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming voor verdere ondertoezichtstelling werd afgewezen. De moeder kreeg geen proceskostenveroordeling toegewezen.