Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
€ 5.400,-
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot de afrekening van diverse posten na het einde van een beheersovereenkomst. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 7 januari 2020. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de verklaring van 3 februari 2016 als authentiek wordt aangenomen, maar dat de finale kwijting die mogelijk op die datum is overeengekomen, geen betrekking heeft op de door [appellant] gestelde schadeposten. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de vorderingen en verweren. [appellant] vordert schadevergoeding op basis van tekortkomingen in de uitvoering van de beheersovereenkomst, onverschuldigde betaling en onrechtmatige daad. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] nieuwe schadeposten heeft opgevoerd die niet in de inleidende dagvaarding zijn genoemd, wat in strijd is met de tweeconclusieregel. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] voor een deel toegewezen, maar ook een aantal vorderingen afgewezen, onder andere omdat deze onvoldoende waren onderbouwd of niet in overeenstemming met de beheersovereenkomst. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] een bedrag van € 7.499,42 aan [appellant] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten in eerste aanleg in conventie worden gecompenseerd.