Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
“De indruk die de beelden(van de begeleide omgangscontacten: toevoeging hof)
opwekken is dat moeder het heel lastig vindt om uit zichzelf te weten, te voelen en te onderkennen wat [de minderjarige] nodig heeft. Er is veel betrokkenheid, maar weinig structuur of emotionele verzorging. Hierin heeft moeder veel directe sturing nodig.”Verder heeft Spirit Hecht aangegeven dat vanuit observatie is gebleken dat [de minderjarige] soms zorgelijke reacties laat zien, veelal na een bezoekmoment met de moeder en dat dit mogelijk voortvloeit uit de associatie van onveiligheid en onvoorspelbaarheid, die [de minderjarige] heeft in het contact met de moeder. Spirit Hecht heeft om die reden een begeleide bezoekregeling van eenmaal per vier weken geadviseerd en aan deze regeling wordt tot op heden uitvoering gegeven. In het pleeggezin ontwikkelt [de minderjarige] zich naar tevredenheid. Hij heeft de gewone ontwikkelingslijn van een peuter opgepakt. [de minderjarige] is ingegroeid in het pleeggezin, is met beide pleegouders een gehechtheidsrelatie aangegaan en kan in dit pleegezin ook blijven.
een mooie ontwikkeling doormaakt” in het sensitief responsief reageren op [de minderjarige] . Dat doet er niet aan af dat de moeder op deze onderdelen veel begeleiding en instructie nodig heeft gehad en dat de deskundigen rond [de minderjarige] daarover nog steeds zorgen uiten. [de minderjarige] heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt in het pleeggezin. Waar hij bij terugkeer uit het Babyhuis kampte met een achterstand in zijn gehechtheids(ontwikkeling), volgt hij op dit moment weer de normale ontwikkeling van een peuter. Met de Raad en de GI is het hof van oordeel dat de kwetsbare [de minderjarige] niet opnieuw dient te worden blootgesteld aan het risico op wederom een breuk in zijn (gehechtheids)ontwikkeling. [de minderjarige] is inmiddels positief gehecht in het pleeggezin en voelt zich inmiddels dermate veilig dat hij ook steeds beter kan omgaan met de contacten met de moeder. De wens van de moeder om zelf voor [de minderjarige] te zorgen is alleszins invoelbaar. Het hof acht het echter in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat zijn huidige positieve ontwikkeling, die na veel investering door de pleegouders en de hulpverlening op gang is gekomen, gewaarborgd wordt. Naar het oordeel van het hof is [de minderjarige] het meest gebaat bij continuering van de stabiele plek bij de pleegouders, waar hem voldoende structuur, veiligheid en voorspelbaarheid wordt geboden, zodat hij zich leeftijdsadequaat kan ontwikkelen. De bestreden beschikking zal daarom worden bekrachtigd en het verzoek van de moeder zal worden afgewezen.