Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van kinderalimentatie en de vaststelling van een zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de man en de vrouw. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, een verhoging van de kinderalimentatie heeft aangevraagd. De kinderen, inmiddels 15 en 16 jaar oud, hebben geen contact meer met hun vader sinds 2013, en de vrouw betwist dat zij hen tegenhoudt in het contact met de man. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de wensen van de kinderen en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming zijn meegenomen. De Raad heeft geadviseerd om de druk op de kinderen te verlichten en hen de ruimte te geven om zelf contact met hun vader te zoeken. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om hun wensen te respecteren en heeft de verzoeken van de man afgewezen. Tevens is geoordeeld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor een wijziging van de kinderalimentatie, waardoor ook dit verzoek is afgewezen. De beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2020 is bekrachtigd.