Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[de man] ,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,ingekomen op dezelfde datum;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De man, die onder bewind is gesteld, verzocht om een aanpassing van de kinderalimentatie die hij aan de vrouw dient te betalen voor hun minderjarige dochter. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 359,- per maand moest betalen, maar de man stelde dat hij door niet-verwijtbaar inkomensverlies en een forse schuldenlast niet in staat was om dit bedrag te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 2 december 2019 een uitkering ontvangt en dat zijn inkomen niet voor herstel vatbaar is. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 608,- per maand en de draagkracht van de man en de vrouw vergeleken. Het hof heeft geoordeeld dat de man over de periode van 6 november 2018 tot 15 januari 2019 € 316,- per maand en over de periode van 15 januari 2019 tot 2 december 2019 € 291,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen. Voor de periode na 2 december 2019 heeft het hof het verzoek van de vrouw tot verhoging van de kinderalimentatie afgewezen, waardoor de eerdere alimentatieverplichting in stand blijft. De beslissing is genomen met inachtneming van de problematische schuldenlast van de man en zijn beperkte draagkracht.