ECLI:NL:GHAMS:2021:6

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
200.274.217/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over schending van geheimhoudingsplicht en informatieplicht in erfrechtelijke zaak

In deze zaak hebben klagers, [klaagster] en [klager], een klacht ingediend tegen hun notaris wegens vermeende schending van de geheimhoudingsplicht en informatieplicht. De klacht betreft de afhandeling van de nalatenschap van hun moeder, [erflaatster], die op 7 april 2017 overleed. In haar testament had zij haar vier kinderen benoemd als erfgenamen, waarbij klaagster als executeur was aangesteld. Klagers stellen dat de notaris in zijn rol als partijadviseur niet zorgvuldig heeft gehandeld en hen niet voldoende heeft geïnformeerd over hun rechten en de mogelijkheden met betrekking tot de legitieme portie van de andere erfgenamen. Het hof oordeelt dat de notaris zijn rol als partijadviseur onvoldoende heeft onderkend en dat hij klagers niet adequaat heeft geïnformeerd over belangrijke aspecten van de nalatenschap, zoals de waarde van de woning en de mogelijke gevolgen van de schenking aan klaagster. De notaris heeft ook zonder toestemming van klagers een concept van de akte van verdeling naar alle erfgenamen gestuurd, wat in strijd is met zijn verplichtingen als partijadviseur. Het hof verklaart de klacht deels gegrond en legt de notaris een waarschuwing op, evenals een veroordeling in de proceskosten van klagers.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.274.217/01 NOT
nummer eerste aanleg : 19-24
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 januari 2021
inzake

1.[klaagster] ,

2. [klager] ,
beiden wonend te [plaats] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. A.C. de Bakker, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten sub 1 en sub 2 (hierna genoemd: klaagster respectievelijk klager en gezamenlijk klagers) hebben op 12 februari 2020 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 15 januari 2020 (ECLI:NL:TNORDHA:2020:3).
1.2.
Geïntimeerde (hierna: de notaris) heeft op 6 april 2020 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2020. Klagers, vergezeld van hun gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Klaagster, de notaris en de gemachtigden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 7 april 2017 is [erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster), moeder van klagers overleden.
Bij testament van 18 december 2014, verleden voor de notaris, heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. Tot enige erfgenamen zijn benoemd haar vier kinderen [erfgename 1] , [erfgenaam 2] (klaagster, respectievelijk klager), [erfgename 3] en [erfgenaam 4] , ieder voor een gelijk deel van haar nalatenschap. Klaagster is benoemd tot executeur. Alle erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. In het testament staat onder meer het volgende:
“ (…..)
5. UITDRUKKELIJKE WENS
Tijdens mijn leven heeft mijn dochter [klaagster] , daarbij ondersteund door haar echtgenoot [naam] , heel veel voor mij gedaan. Zij heeft daar nooit iets voor willen hebben en is door mij nooit vergoed voor alle uren zorg en kosten die zij voor mij heeft gemaakt. Deze goede verzorging en de kosten voor professionele zorg die zij mij daarbij bespaard heeft, heb ik op heden (deels) aan haar vergoed door mijn woning aan haar over te dragen en een gedeelte van de koopsom te schenken. Het is mijn uitdrukkelijke wens dat mijn andere kinderen zich hierbij neerleggen en inzien wat [klaagster] voor mij gedaan heeft. Mocht ik door deze schenking de legitieme portie van mijn andere kinderen geschonden hebben, dan is dit met voormelde goede reden gebeurd en is het mijn wens dat mijn andere kinderen geen vordering tot opeising van hun legitieme portie zullen instellen jegens [klaagster] .
(….)”.
2.2.
Op 12 juni 2017 heeft klaagster met haar echtgenoot een gesprek gehad op het notariskantoor met kandidaat-notaris mr. [X] . Klaagster heeft het notariskantoor verzocht om haar behulpzaam te zijn bij de afwikkeling van de nalatenschap. [erfgename 3] en [erfgenaam 4] hebben de heer [Y] (hierna: [Y] ) gevolmachtigd om hun belangen bij de afwikkeling van de nalatenschap te behartigen.
2.3.
De notaris stuurt op 23 juni 2017 het document “
Verklaring en boedelvolmacht” ter ondertekening. Dit document wordt door klaagster op 30 juni 2017 en door klager op 21 juli 2017 ondertekend aan de notaris geretourneerd. Door klagers wordt volmacht gegeven aan de notaris om hen te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap. De gevolmachtigde notaris krijgt daarbij uitdrukkelijk niet de bevoegdheid om zijn volmachtgevers te vertegenwoordigen bij beschikkingshandelingen die niet tevens beheer zijn en evenmin bij de verdeling van de nalatenschap.
2.4.
Bij brief van 2 augustus 2017 bericht de notaris aan klagers dat hij broer [erfgenaam 4] heeft aangeschreven met de vraag of hij ook volmacht wil geven aan de notaris, of hij de nalatenschap heeft aanvaard en of hij een beroep wil doen op zijn legitieme portie. Bij dezelfde brief stuurt de notaris een declaratie voor de tot 31 juli verrichte werkzaamheden aan klaagster ten bedrage van € 2.855,18. De notaris merkt in deze brief onder meer op: “
(….) Zoals besproken kan ik de rekening niet ten laste van de gezamenlijke erfgenamen brengen zonder hun toestemming. Op het moment kan ik slechts uw broer [klager] en u als opdrachtgever beschouwen (….)”
2.5.
Bij brieven van 11 augustus 2017 wordt door de notaris aan klagers bericht dat [Y] als gevolmachtigde van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] zal optreden. Met deze brief wordt eveneens een (voorlopige) beschrijving van de omvang van de nalatenschap en de schulden, waaronder vaderlijke erfdelen alsook de door de notaris berekende legitieme porties van de overige kinderen, ongeacht of ze deze opeisten (hierna ook: de eerste boedelbeschrijving).
2.6.
Op 13 juli 2018 stuurt de notaris aan alle erfgenamen een concept van een akte van verdeling van de nalatenschap van erflaatster.
2.7.
Bij e-mailbericht van 17 augustus 2018 heeft de advocaat van klagers namens hen de notaris bericht: “ (….)
Cliënten wensen dat u zich niet langer meer bezig houdt met de afwikkeling van voornoemde nalatenschap en dat u geen verdere correspondentie meer voert met derden(….)”.

3.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris, samengevat, het volgende:
1. De notaris heeft zonder toestemming van klagers [erfgenaam 4] aangeschreven met de expliciete vraag of hij een beroep wil doen op zijn legitieme portie. Hier had de notaris echter geen opdracht voor gekregen. De notaris heeft zonder toestemming van klagers een berekening gemaakt van de legitieme portie en die voorgelegd aan de gemachtigde van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] . Door de andere erfgenamen actief voor te houden dat een beroep op de legitieme portie mogelijk is heeft de notaris klagers benadeeld in hun rechtspositie. Gezien de hoedanigheid van partij-notaris had hij niet de plicht de overige erfgenamen ongevraagd te wijzen op de mogelijkheid van een beroep op de (aanvullende) legitieme portie noch op het doen maken van een berekening daarvan en het voorleggen daarvan aan [erfgenaam 4] en [erfgename 3] .
2. De notaris heeft zijn informatieplicht geschonden door klagers niet te informeren over de vraag of het waarde drukkende effect van het voorbehouden recht van gebruik en bewoning door erflaatster bij verkoop van de woning als schenking in de zin van artikel 4:67 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft te gelden. Hij heeft ook niet gevraagd welk standpunt zij daarover wilden innemen. In de eerste boedelbeschrijving heeft de notaris vermeld dat het bedrag van € 180.900,- geldt als een schenking aan klaagster. Dat standpunt is later genuanceerd door hierop een bedrag van € 42.210,- in mindering te brengen. Nergens blijkt waarop die nuancering is gebaseerd.
3. De notaris heeft zijn informatieplicht geschonden door klagers niet te informeren naar aanleiding van de vraag of de bewoner van de (tot de nalatenschap van erflaatster behorende) woning al dan niet huurbescherming toekwam. De notaris heeft klagers ook niet doorverwezen naar iemand die daarin gespecialiseerd is. Ten onrechte is de notaris meegegaan in het standpunt van de gemachtigde van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] dat er rekening diende te worden gehouden met huurbescherming van de bewoner.
4. De notaris heeft zijn informatieplicht geschonden door klagers niet te informeren over hun rechtspositie ter zake van het standpunt van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] dat erflaatster paulianeus gehandeld zou hebben. De notaris heeft gemakshalve dat standpunt van [Y] overgenomen en aangenomen dat [klaagster] aansprakelijk is voor het tekort in de nalatenschap en uit eigen middelen dit tekort dient te compenseren. Tot op heden is klagers niet duidelijk welke rechtshandeling paulianeus zou zijn geweest.
5. De notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Ondanks herhaald verzoek heeft de notaris inhoudelijke mededelingen gedaan aan mr. Huntjens, de advocaat van [erfgename 3] en [erfgenaam 4] . Klagers mochten erop vertrouwen dat de notaris als partij-notaris een vertrouwensrelatie had met klagers en een geheimhoudingsplicht.
6. De notaris heeft zonder instemming een concept van een verdelingsakte ter goedkeuring aan [erfgenaam 4] en [erfgename 3] overgelegd. Ook is in het concept aan alle eisen van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] tegemoet gekomen (woning aan de [a-straat] wordt gewaardeerd op € 115.000,- en wordt ervan uitgegaan dat erflaatster paulianeus heeft gehandeld. Ook wordt het bedrag van € 180.900,- geheel als gift aan klaagster opgenomen).
7. De notaris heeft de nalatenschap niet adequaat afgehandeld. De notaris heeft te weinig positie gekozen voor klagers.
8. Klagers zijn ontevreden over de wijze van factureren. Bij de declaraties van 31 juli 2017, 13 juli 2018 en 22 augustus 2018 zijn geen specificaties meegestuurd. De notaris heeft druk uitgeoefend om tot betaling van de declaraties van 13 juli 2018 en 22 augustus 2018 over te gaan, terwijl er onvrede was over de dienstverlening. Verder heeft de notaris werkzaamheden verricht die niet in het belang van klagers waren.

4.Beoordeling

4.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen de notaris wat klachtonderdeel 6 betreft gegrond en wat de overige klachtonderdelen betreft ongegrond verklaard. Voor het gegronde deel van de klacht heeft de kamer geen maatregel opgelegd. De notaris is veroordeeld in de kosten van klagers (griffierecht € 50,-).
Klachtonderdeel 1
4.2.
Klagers stellen dat gezien de hoedanigheid van de notaris als partij-notaris op hem niet de plicht rust om de andere erfgenamen ongevraagd te wijzen op de mogelijkheid van het doen van een beroep op hun (aanvullende) legitieme portie en daarvan zelfs een berekening te maken. De notaris had hier a) geen toestemming voor gekregen en b) hij had hier evenmin opdracht voor gekregen. Door dit wél te doen heeft de notaris c) klagers benadeeld in hun rechtspositie waarbij komt dat hij d) evenmin verplicht was om zulks te doen.
4.3.
De notaris heeft betoogd dat zowel door [Y] als door [erfgename 3] reeds mondeling was aangegeven dat [erfgenaam 4] een beroep op zijn legitieme wenste te doen. De notaris heeft [erfgenaam 4] daarom aangeschreven.
4.4.
Wat van het betoog van de notaris ook zij, niet is komen vast te staan – bijvoorbeeld aan de hand van gespreksverslagen van de notaris - dat de door [Y] dan wel door [erfgename 3] gedane uitingen omtrent het inroepen van de legitieme portie door [erfgenaam 4] zijn gedaan vóórdat de notaris de onder 2.4 genoemde brief naar [erfgenaam 4] heeft uitgestuurd. Evenmin is komen vast te staan dat de notaris van klagers toestemming (vgl. rov. 4.2. onder a) dan wel opdracht (vgl. rov. 4.2. onder b) heeft gekregen voor het laten uitgaan van deze brief naar [erfgenaam 4] . De notaris treedt op als partijnotaris. Deze rol brengt mee dat hij de belangen van zijn opdrachtgevers (klagers) behartigt en niet tevens de belangen van de andere erfgenamen [erfgenaam 4] en [erfgename 3] . Daarbij past niet dat hij – als partijnotaris - zonder toestemming of opdracht van zijn opdrachtgevers de andere erfgenamen wijst op de mogelijkheid aanspraak te maken op hun (aanvullende) legitieme portie. Hij is daartoe als partijnotaris ook niet verplicht (vgl. rov. 4.2 onder d). Door dat – als partijnotaris - te doen heeft hij zijn opdrachtgevers mogelijk ook benadeeld in hun rechtspositie (vgl. rov. 4.2 onder c). Het is immers niet helemaal zeker dat [erfgenaam 4] en [erfgename 3] ook zonder daar door de notaris op te zijn gewezen (tijdig) aanspraak zouden hebben gemaakt op hun legitieme portie. Anders dan de kamer is het hof daarom van oordeel dat klachtonderdeel 1 op deze punten gegrond is. Klagers hebben hun stelling dat de notaris zonder hun toestemming een berekening van de legitieme portie van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] heeft gemaakt en aan [Y] heeft overgelegd onvoldoende toegelicht. Het klachtonderdeel is op dat punt dan ook ongegrond.
Klachtonderdelen 2, 3 en 4
Deze klachtonderdelen zien op de informatieplicht van de notaris. Gelet op hun onderlinge samenhang ziet het hof, evenals de kamer, aanleiding om deze klachtonderdelen gezamenlijk te beoordelen.
4.5.
Klagers zijn van oordeel dat de notaris hen op een aantal punten onvoldoende heeft geïnformeerd. Zo hadden zij voor wat betreft de vraag naar het waarde drukkende effect van het voorbehouden recht van gebruik en bewoning door erflaatster en de daaruit voortvloeiende vragen omtrent een eventuele schenking beter voorgelicht willen worden. Ook de kwestie van het al dan niet paulianeus handelen door moeder en hun vragen omtrent de eventuele huurbescherming van de bewoner van de tot de nalatenschap behorende woning zijn onvoldoende door de notaris beantwoord.
4.6.
De notaris voert als verweer aan dat de berekeningen inzake het saldo van de nalatenschap verband houdende met het voorbehouden recht van gebruik en bewoning uitsluitend aan klagers zijn toegezonden. Deze berekening is opgesteld na de bespreking met [Y] . Om klagers ook te informeren over de omvang van de nalatenschap en de eisen die door [Y] namens zijn cliënten werden gesteld is er daarnaast een mogelijke berekening van de legitieme portie opgenomen. Aangezien klaagster had aangegeven een procedure te willen voorkomen waarbij het voor haar belangrijk was dat ze de woning aan de [b-straat] - die erflaatster aan haar heeft overgedragen onder voorbehoud van een gebruiksrecht - wilde behouden is aan de notaris opdracht gegeven om te komen tot een buitengerechtelijke oplossing. In verband met de overdracht van de woning aan [klaagster] hebben [erfgenaam 4] en [erfgename 3] bij herhaling aangegeven dat ze hiervoor gecompenseerd wensten te worden. De notaris heeft hier uitgebreid met klaagster over gesproken en zij ging hiermee akkoord. In de concept-akte van verdeling staat nergens vermeld dat de overdracht van de woning aan [klaagster] als een schenking heeft te gelden.
Over de bij klagers levende vragen rondom huurbescherming heeft de notaris het volgende opgemerkt. Vanaf het begin van de afwikkeling van de nalatenschap was duidelijk dat [erfgenaam 4] en [erfgename 3] de woning in verhuurde staat wilden overnemen. De huur opzeggen zou de onderhandelingen geen goed hebben gedaan. De notaris heeft daardoor juist in het belang van klagers gehandeld. De notaris heeft inderdaad in eerste instantie aansluiting gezocht bij de WOZ-waarde in vrij opleverbare staat; in de eindberekening is dit echter losgelaten waarbij de notaris echter op een aantal andere punten een voordeel voor klaagster wist te behalen.
4.7.
Een notaris moet de belangen van alle betrokken partijen op een onpartijdige wijze en met grote zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).
Art. 18 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels (hierna: VBG) maakt mogelijk dat een notaris ook als partijadviseur kan optreden. In de praktijk wordt deze notaris ook wel partijnotaris genoemd. De notaris die naar buiten optreedt als partijadviseur moet jegens belanghebbenden tijdig kenbaar maken dat hij in die hoedanigheid optreedt. Ook op zijn handelen en nalaten als partijadviseur is het notarieel tuchtrecht, in het bijzonder de norm van artikel 93 lid 1 Wna, geheel van toepassing. De opdracht van klagers aan de notaris behelsde dat hij hen vertegenwoordigde bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Onderdeel van die opdracht is dat hij hen dient te adviseren over hun rechtspositie en met hen moet afstemmen welke stappen hij mag en moet zetten om met de gemachtigde van de andere erfgenamen tot overeenstemming te geraken. Het hof is van oordeel dat de notaris in dit geval onvoldoende zorgvuldig invulling heeft gegeven aan deze opdracht. Zo heeft de notaris klagers onvoldoende geïnformeerd en geadviseerd over hun rechtspositie ten aanzien van de mogelijkheden van huurbescherming en de mogelijkheid van paulianeus handelen van erflaatster bij de overdracht van de woning aan [erfgename 3] . Het hof is van oordeel dat de klachtonderdelen 2, 3 en 4 terecht zijn voorgesteld.
Klachtonderdeel 5
4.8.
Klagers zijn van oordeel dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden doordat hij inhoudelijke mededelingen heeft gedaan aan mr. Huntjens nadat de notaris door de advocaat van klagers was medegedeeld dat klagers wensten dat de notaris geen enkele mededeling aan derden meer zou doen. De notaris stelt dat hiervan geen sprake was nu hij in de betreffende brief van 18 januari 2019 uitsluitend verwees naar reeds bekende feiten en omstandigheden. Bij deze brief heeft hij ook verwezen naar het concept van de akte van verdeling die hij al op 13 juli 2018 aan alle partijen had gestuurd. Een dergelijke conceptakte wordt altijd naar alle partijen gestuurd.
4.9.
Het hof stelt vast dat in de bestreden brief van 18 januari 2019 de notaris aan de advocaat van [erfgename 3] en [erfgenaam 4] onder meer mededelingen doet die zien op de beweegredenen van klagers voor een buitengerechtelijke afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Dergelijke mededelingen hadden op dat moment niet met de advocaat van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] hoeven te worden gedeeld. De notaris heeft dit ter zitting in hoger beroep ook erkend. Omdat de notaris als voormalig partij-adviseur van klagers de advocaat van [erfgenaam 4] en [erfgename 3] meer dan noodzakelijk heeft geïnformeerd over de beweegredenen van zijn cliënten is het hof van oordeel dat ook klachtonderdeel 5 gegrond is.
Klachtonderdeel 6
4.10.
Klagers stellen dat de notaris het concept van de akte van verdeling niet zonder hun toestemming naar alle partijen tegelijk had mogen sturen. De notaris voert als verweer dat er op dat moment al overeenstemming was over het resultaat en dat [klaagster] en [klager] reeds hun akkoord hadden gegeven.
4.11.
De notaris weerspreekt niet dat hij het concept van de akte van verdeling tegelijk aan alle erfgenamen heeft toegezonden zonder dat eerst voor te leggen aan klagers. Dat had hij als zorgvuldig handelend partijadviseur nu juist wel moeten doen. De notaris voert wel aan dat een concept van een akte altijd wordt toegezonden aan alle partijen, waarmee hij bedoelt tegelijk toegezonden. Dat moge gelden voor een notaris die geen of niet langer partijnotaris is. De notaris heeft niet toegelicht dat voor klagers duidelijk was dat hij op dat moment niet langer als hun partijadviseur optrad, maar als onpartijdig notaris. Met de kamer is het hof van oordeel dat ook klachtonderdeel 6 gegrond is.
Klachtonderdeel 7
4.12.
Klagers zijn van oordeel dat de notaris de nalatenschap niet adequaat heeft afgehandeld. Ter onderbouwing van deze klacht is door klagers een aantal concrete verwijten naar voren gebracht. In hoger beroep stellen klagers dat de kamer ten onrechte aan deze concrete navolgende verwijten sub a tot en met sub j is voorbijgegaan:
a. a) de notaris heeft geen positie gekozen voor klagers in de gerezen geschillen over de waardering van de woning, de vraag of sprake was van paulianeus handelen en de vraag of er sprake was van een gift;
b) de notaris heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek om de aangifte erfbelasting tijdig in te dienen;
c) de notaris heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek om de vennootschap te liquideren en op te heffen;
d) de notaris heeft geen berekening en/of liquidatievoorstel aan klagers overgelegd;
e) de notaris heeft geen onderbouwing voor een missend bedrag van € 4.601,- gegeven;
f) de notaris is onduidelijk over de verdeling van de tot de nalatenschap behorende banksaldi;
g) de notaris heeft geen uitleg en inzicht met betrekking tot de AB-heffing gegeven;
h) de notaris heeft geen afschrift van de verklaring van erfrecht, ondanks herhaald verzoek, aan klagers verstrekt;
i. i) de notaris heeft de nota’s van de SVHW niet tijdig betaald;
j) de concept aangifte vennootschapsbelasting wordt veel te laat aan klagers voorgelegd.
4.13.
Ten aanzien van de beoordeling van klachtonderdeel 7 a) verwijst het hof naar het hetgeen hiervoor in rov. 4.7. is overwogen. Daarmee is klachtonderdeel 7 a) terecht voorgesteld. Met betrekking tot de onder klachtonderdeel 7 c, d, f, g en j naar voren gebrachte verwijten overweegt het hof dat de notaris deze opdrachten slechts kon effectueren indien er overeenstemming op die punten was bereikt door alle betrokken partijen. Nu daarvan tijdens de duur van de door klagers gegeven opdracht geen sprake was kan de notaris dat niet worden verweten. De klachtonderdelen 7 c, d, f, g en j zijn daarmee ongegrond. In klachtonderdeel 7 b) wordt de notaris verweten dat hij de aangifte erfbelasting niet tijdig heeft ingediend. Uit de stukken blijkt dat klaagster per e-mailbericht van 3 november 2017 aan het kantoor van de notaris opdracht heeft gegeven om in overleg en samenwerking met [Y] ernaar toe te werken dat de aangifte erfbelasting voor 7 december 2017 kan worden ingediend. De notaris heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Klachtonderdeel 7 b) is daarmee gegrond. Klagers hebben de klachtonderdelen 7 e) en 7 h) onvoldoende concreet onderbouwd. Dientengevolge zijn deze klachtonderdelen ongegrond. Nu uit het dossier evenmin is gebleken dat de opdracht van [klaagster] aan de notaris om de nota’s van de SVHW te voldoen tijdig was gegeven geldt dit ook voor klachtonderdeel 7 i).
Klachtonderdeel 8
4.14.
Blijkens het beroepschrift richt het hoger beroep van klagers zich niet tegen het oordeel (‘ongegrond’) van de kamer over klachtonderdeel 8. Het hof ziet geen reden ten aanzien van klachtonderdeel 8 anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan en komt derhalve tot ongegrondverklaring van dit klachtonderdeel.
Conclusie en maatregel
4.15.
De klachtonderdelen 2 tot en met 6 zijn alle gegrond; klachtonderdelen 1, 7 en 8 zijn deels gegrond en deels ongegrond. Het hof is van oordeel dat de notaris bij de uitvoering van de opdracht van klagers het bijzondere karakter van zijn rol als partijadviseur onvoldoende heeft onderkend en in zijn rol als partijadviseur onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Hierdoor is een beeld ontstaan waarbij de notaris nu eens als partij-notaris dan weer als boedelnotaris heeft gehandeld, zoals bij het zonder toestemming van klagers toezenden van het concept van de akte van verdeling aan alle erfgenamen. Het ligt op de weg van de notaris om bij aanvang van zijn opdracht duidelijkheid te scheppen over zijn rol en de bij deze rol passende werkzaamheden; hij moet ook samen met alle partijen het moment markeren dat zijn rol kennelijk verschuift van die van partijadviseur naar onpartijdige notaris (artikel 18 lid 2 VBG). De notaris heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij inziet dat zijn handelwijze onzorgvuldig is geweest en dat hij zich realiseert dat door zijn handelen onduidelijkheid is ontstaan over zijn rol. Hij heeft ook verklaard dat hij niet nogmaals bij de afwikkeling van een nalatenschap als partijadviseur zal optreden en dat hij onduidelijkheid over zijn rol als onpartijdig notaris voortaan wil voorkomen. Het hof is van oordeel dat de handelwijze van de notaris aan hem kan worden verweten en laakbaar is, maar zal gelet op het inzicht dat de notaris heeft laten zien in de onjuistheid en onwenselijkheid van zijn handelen en de ‘goede bedoelingen’ die bij hem hebben vooropgestaan niet de maatregel van berisping opleggen, die in beginsel passend en geboden is bij laakbaar handelen, maar volstaan met een waarschuwing.
4.16.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen.
Kostenveroordeling
4.17.
In verband met de wijziging van de Wna per 1 januari 2018 heeft dit hof per die datum de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam (Staatscourant 2017, nr. 75085; hierna: de richtlijn) vastgesteld. De looptijd van deze richtlijn is verlengd tot in beginsel 1 januari 2021 (Staatscourant 2019, nr. 61782).
4.18.
Nu het hof de klacht, met uitzondering van een deel van klachtonderdeel 1 (betrekking hebbend op de berekening van de legitieme) en klachtonderdeel 7 onder c, d, e, f, g, h, i en j en klachtonderdeel 8, gegrond verklaart stelt het hof vast dat de notaris op grond van de artikelen 99 lid 5 jo. 107 lid 3 Wna het door klagers betaalde griffierecht aan klagers dient te vergoeden.
4.19.
Nu het hof de notaris tevens een maatregel oplegt, zal het hof de notaris op grond van de artikelen 103b lid 1 jo. 107 lid 3 Wna jo. de Richtlijn veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep:
- € 150,- kosten van klagers;
- € 1.000,- kosten van klagers in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- € 3.000,- kosten van behandeling van de klacht door het hof.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
4.20.
De notaris dient de kosten van klagers binnen vier weken na deze uitspraak aan klagers te voldoen, hetgeen kan geschieden door betaling op een daartoe door klagers aan de notaris op te geven rekeningnummer.
4.21.
De notaris dient de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna jo. 107 lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, behoudens ten aanzien van het onderdeel met betrekking tot de berekening van de legitieme;
- verklaart klachtonderdeel 2 tot en met 6 en klachtonderdeel 7 onder a en b gegrond;
- verklaart klachtonderdeel 7 onder c, d, e, f, g, h, i, en j en klachtonderdeel 8 ongegrond;
- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van hun kosten bestaande uit € 100,- aan kosten griffierecht in beide instanties en € 50,- aan reiskosten en € 1.000,- kosten rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.150,- binnen vier weken na heden;
- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof (€ 3.000,-) aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de notaris meegedeeld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, J.H. Lieber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021 door de rolraadsheer.