Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren over de erfgrens en de eigendom van een strook grond. De appellanten, eigenaren van een perceel aan [adres 2], zijn in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank oordeelde dat de geïntimeerden, eigenaren van het naastgelegen perceel aan [adres 1], door verjaring eigenaar zijn geworden van de omstreden strook grond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgrens door verjaring niet meer overeenkomt met de kadastrale erfgrens, maar dat deze is gelegen op een lijn die door de schuur van de geïntimeerden loopt.
De feiten zijn als volgt: de percelen waren tot 1961 één geheel, waarna een splitsing heeft plaatsgevonden. Sindsdien zijn er verschillende erfafscheidingen geplaatst en zijn er geschillen ontstaan over de juiste ligging van de erfgrens. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geïntimeerden de grond sinds 1961 ononderbroken in bezit hebben gehad, wat hen het recht geeft om de grond te claimen op basis van verjaring. De appellanten hebben de erfafscheiding in februari 2019 verplaatst, wat leidde tot het geschil.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de appellanten onrechtmatig hebben gehandeld door de erfafscheiding te verplaatsen zonder toestemming van de geïntimeerden. De appellanten zijn veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding en proceskosten. Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de kosten van het geding in hoger beroep voor rekening van de appellanten komen.