ECLI:NL:GHAMS:2021:589

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
23-002378-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak met volmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Somalië in 1970 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen. Het hoger beroep was ingesteld door een medewerker van de griffie van de rechtbank Amsterdam, die zich beriep op een volmacht van de raadsman van de verdachte. Echter, het hof oordeelde dat de volmacht niet voldeed aan de eisen van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat daarin niet was opgenomen dat de verdachte instemde met het ontvangen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Aangezien de verdachte en zijn raadsman niet op de zitting verschenen, verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De beslissing is genomen in overeenstemming met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat er onvoldoende grond was voor een uitzondering op de niet-ontvankelijkverklaring. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de vermelding dat mr. Van Eijk niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002378-19
datum uitspraak: 1 september 2020
VERSTEK (raadsman niet gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-122852-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1970,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek ter terechtzitting

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, waarbij hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsman heeft bij brief van 24 juni 2019 als bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat de strafgriffie van de rechtbank Amsterdam verzocht en gevolmachtigd namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen genoemd vonnis. Op 24 juni 2019 is krachtens die volmacht hoger beroep tegen dat vonnis ingesteld door een medewerker van de griffie van de rechtbank Amsterdam.
Het hof stelt vast dat voormelde schriftelijke volmacht niet voldoet aan de in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, nu daarin niet is opgenomen dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat noch de verdachte, noch een door hem gemachtigd raadsman op de terechtzitting in hoger beroep is verschenen, dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep. Situaties (als genoemd in HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2411) waarin voor zo’n niet-ontvankelijkverklaring onvoldoende grond gevonden kan worden en het genoemde gebrek voor gedekt kan worden gehouden, doen zich in deze zaak niet voor.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 september 2020.
Mr. Van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.