Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
I. bij wijze van voorlopige maatregel en in afwachting van de vernietiging van het besluit tot schorsing en ontslag van [appellant] , deze schorsing en ontslag op te heffen althans buiten werking te stellen totdat in een bodemprocedure zal zijn beslist;
II. SIO te veroordelen [appellant] weder te werk te stellen;
IV. bij wijze van voorlopige (orde)maatregel en in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure te oordelen dat uitsluitend [appellant] en [X] gerechtigd zijn om als interim bestuurders en vertegenwoordigers van SIO op te treden;
V. SIO te bevelen binnen 24 uur na betekening van dit arrest een rectificatie aan derden met betrekking tot de schorsing en het ontslag van [appellant] ;
VI. een dwangsom te stellen op overtreding van (naar het hof begrijpt) al de voorgaande veroordelingen;
VII. met veroordeling van SIO in de proceskosten.
2.Feiten
grief 1zich hiertegen richt, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties, en rekening houdend met voornoemde grief 1, komen de feiten neer op het volgende.
“BestuurArtikel 43. Het bestuur bestaat uit maximaal tien toezichthoudende bestuursleden, hierna te noemen het algemeen bestuur en één uitvoerend bestuurslid, hierna te noemen het dagelijks bestuur of de directeur-bestuurder.4. De directeur-bestuurder maakt deel uit van het bestuur. Hij wordt benoemd door het algemeen bestuur. (…)”5. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd door het algemeen bestuur.
Vergaderingen Algemeen BestuurArtikel 101. Ieder jaar worden tenminste vier vergaderingen gehouden (…)2. Vergaderingen zullen voorts worden gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht, of indien tenminste twee/derde van de overige bestuursleden, daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft, zodanig dat de vergadering wordt gehouden binnen drie weken na het verzoek, zijn de verzoekers zelf bevoegd de vergadering bijeen te roepen, met inachtneming van de vereiste formaliteiten.3. De oproep tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 2 bepaalde – door of namens de voorzitter, tenminste veertien dagen tevoren, (…)De oproepbrieven vermelden (…) de te behandelen onderwerpen. (…)7. De vergaderingen van het algemeen bestuur worden als regel bijgewoond door de directeur-bestuurder, tenzij het algemeen bestuur besluit buiten aanwezigheid van de directeur-bestuurder te willen vergaderen.”BestuursbesluitenArtikel 111. Behoudens het bepaalde in artikel 12, dient de meerderheid van de zittende leden van het algemeen bestuur aanwezig of vertegenwoordigd te zijn om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen.Indien aan voormelde voorwaarde niet wordt voldaan kan de voorzitter van die vergadering een nieuwe vergadering uitschrijven. Deze tweede vergadering zal worden gehouden tenminste tien en ten hoogste dertig dagen daarna. In deze tweede vergadering kan worden beslist ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden. Dit dient in de oproep voor die vergadering te worden gemeld.2. Alle besluiten -met uitzondering van die genoemd in artikel 12- worden genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.3. Elk bestuurslid heeft één stem.5. Mocht bij stemming over personen bij de eerste stemming geen meerderheid worden verkregen, dan heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.(…)”
Artikel 3- Bestuur en intern toezichtDe verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van het bestuur van de stichting is ingericht op basis van de volgende uitgangspunten:* het algemeen bestuur oefent binnen de stichting het intern toezicht uit door middel van een goedkeuringsrecht ten aanzien van het strategisch beleid van de stichting en andere door het dagelijks bestuur te nemen majeure besluiten, alsmede door uitoefening van toezicht op de door het dagelijks bestuur gerealiseerde bestuurlijke processen en resultaten.Artikel 7- Opgedragen taken en bevoegdheden en beperkingen2. Het algemeen bestuur behoudt de volgende taken en bevoegdheden aan zichzelf:(…)b) de benoeming, de schorsing en het ontslag van het dagelijks bestuurslid c.q. directeur bestuurder en, voor zover van toepassing, de directeur;c) de uitoefening van het werkgeverschap ten aanzien van het dagelijks bestuurslid (…)e) het toezien op het dagelijks bestuur, waaronder de naleving door het dagelijks bestuur van wettelijke verplichtingen en algemeen aanvaarde codes voor goed bestuur;n) het gevraagd en ongevraagd adviseren van het dagelijks bestuur;p) het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van het algemeen bestuur en voorzien in de eigen orde.
“8. Het intern toezicht beslist als werkgever over de profielschets, benoeming, arbeidsvoorwaarden en beloning en beoordeling, schorsing en ontslag van de leden van het bestuur. (…)”
“Volgens de vaste vergaderdata staat er op 23 mei a.s. een bestuursvergadering gepland. Bij deze wil ik de volgende agendapunten toevoegen;(…)3. Stemming over wisseling functie voorzitterschap.(…)”
“Voorts hebben twee bestuursleden u als voorzitter bij brief van 11 mei 2020 verzocht een vergadering uit te schrijven met als onderwerp stemming voorzitterschap en uw ontslag als bestuurslid (…). U als voorzitter heeft niet aan dit verzoek voldaan, doch in plaats daarvan twee andere vergaderingen op 25 en 27 mei 2020 aangekondigd. Dit is aan te merken als weigering de gevraagde vergadering uit te roepen, zodat verzoekers thans gerechtigd zijn deze gevraagde vergadering zelf uit te roepen (…). Gelet daarop nodig ik u namens verzoekers uit voor deze extra vergadering te houden op 23 mei a.s. na afloop van de reguliere vergadering om 21:00 uur.”
“(…) Ten behoeve van onze ingelaste Algemeen bestuursvergadering op maandag 25 mei a.s. om 09.00 uur (…) verwijs ik je graag i.v.m. een aanvulling op de agenda naar onderstaande 2 krantenartikelen (…).Mocht u om wat voor reden dan ook niet op tijd aanwezig kunnen zijn, laat mij dat dan voortijdig weten zodat we e.e.a. maandag 25 mei a.s. om 9:00 uur middels een conference call alsnog telefonisch kunnen beleggen.”Als bijlage bij deze e-mail is gevoegd de hiervoor onder 2.8 genoemde e-mail van [Y] aan [appellant] voor de vergadering van 25 mei 2020 met als agendapunt (onder meer) het voornemen tot schorsing van [appellant] .
2.16
In een brief van 23 mei 2020 heeft [X] aan [Y] bericht op de vergaderingen van 25 en 27 mei 2020 niet aanwezig te kunnen zijn.
2.17
Op 25 mei 2020 om 09.31 uur heeft [Y] gedurende 32 seconden gebeld met [X] .
“Ondertussen verzoek ik u met klem om alle bescheiden (sleutels van en horende bij het schoolgebouw, bankpasjes, gebruikersnamen en wachtwoorden, codes, etc en alles wat nog meer van belang is) van de school c.q. de stichting in te leveren zodat de dagelijkse gang van zaken c.q. het onderwijs op de school kunnen (kan) doorgaan. Overhandiging van deze bescheiden dient persoonlijk, doch binnen 24 uur, aan mij als voorzitter van de stichting te geschieden (…)”.2.19
In een brief van 25 mei 2020 hebben [appellant] en [X] aan [Y] geschreven dat de besluitvorming op de vergadering van die dag nietig is vanwege hun afwezigheid en hebben zij hem verzocht het schorsingsbesluit in te trekken.
“Dit besluit in deze vergadering is tot stand gekomen middels 1 stem voor en géén stem tegen waarbij met de aanwezigheid van de voorzitter wordt voldaan aan de statutaire bepaling dat “alle overige bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn” (…).”
“(…) Namens het bestuur van Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SIO) (…) bericht ik u als volgt. Recentelijk heb ik kennis genomen van het feit dat u beelden en persoonsgegevens van mij die dateren van 25 mei jl op camera hebt vastgelegd en deze beelden, onder uw verantwoordelijkheid, heeft doorgesluisd naar anderen om zodoende mijn eer en goede naam te schaden (…)Ondertussen is mij duidelijk geworden dat ook bij meerdere betrokkenen (waaronder ouders) het sterke vermoeden; althans de angst heerst dat ook van hen beelden zijn vastgelegd door u, en dat zij zich hierdoor niet veilig voelen op onze school (…).Daarnaast houdt u spullen, zoals genoemd in uw schorsingsbesluit van 25 mei jl. in uw bezit die niet aan u toebehoren (…). Het gevolg hiervan is dat de school nu dicht is en het Onderwijs vast komt te zitten; althans niet optimaal verloopt.”
2.23
De Inspectie van het onderwijs (de Inspectie) heeft op 29 mei 2019 een rapport vastgesteld betreffende het Haga Lyceum en SIO. In dit rapport worden tekortkomingen geconstateerd als het gaat om de kwaliteit van bestuur, het financieel beheer en het onderwijs. De Inspectie heeft aan het bestuur herstelopdrachten gegeven en aanbevelingen voor verbetering gedaan. De Inspectie heeft ook te kennen gegeven er geen vertrouwen in te hebben dat het huidige bestuur in staat zal zijn om aan de herstelopdrachten te voldoen. De minister heeft op basis van het Inspectierapport geoordeeld dat sprake is van ernstig bestuurlijk tekortschieten door SIO.
3.3. Beoordeling
V: SIO beveelt tot het verzenden van een rectificatie aan derden;
VI: bepaalt dat SIO een dwangsom van € 10.000,- verschuldigd is voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij geheel of gedeeltelijk niet aan het vonnis voldoet, met een maximum van € 100.000,-;
VII. althans zodanige voorzieningen jegens SIO treft als de voorzieningenrechter redelijk en billijk voorkomt;
VIII. met veroordeling van de SIO in de proceskosten.
I. [appellant] te veroordelen over te gaan tot het overhandigen aan [Y] van alle bescheiden, waaronder sleutels van en horende bij het schoolgebouw, bankpasjes, gebruikersnamen en wachtwoorden, codes en overige zaken die essentieel zijn om de dagelijkse gang van zaken aangaande de school voort te kunnen zetten.
- niet te begeven op het schoolterrein en in het schoolgebouw;
- op geen enkele manier contact te hebben met het personeel en de leerlingen, de ouders van de leerlingen en alle andere op enigerlei wijze bij het Haga Lyceum betrokken personen;
III. [appellant] en [X] te veroordelen om zich blijven te onthouden van alle mogelijke uitlatingen, al dan niet via de (sociale) media, die op enigerlei wijze schadelijk kunnen zijn voor de eer en goede naam van [Y] , het Cornelius Haga Lyceum en de daarbij betrokken personen;
IV. [appellant] en [X] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij handelen in strijd met het jegens hen gevorderde, tot een maximum van € 100.000,- en hen te veroordelen in de proceskosten.
€ 50.000,-- aan dwangsommen had verbeurd omdat hij niet had voldaan aan het vonnis van 10 juni 2020. SIO heeft executoriaal loonbeslag gelegd onder zichzelf op het loon van [appellant] . De vordering van [appellant] tot opheffing van dit loonbeslag is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 28 oktober 2020 afgewezen.
grieven 2 tot en met 5richten zich, samengevat, tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure het schorsings- en ontslag besluit ten aanzien van [appellant] stand zal houden.
algemeen(onderstreping hof) bestuur aanwezig dient te zijn om rechtsgeldig besluiten te kunnen nemen.
Het hof is voorshands van oordeel dat het ontslagbesluit van 2 juni 2020 ten aanzien van [appellant] als bestuurder in een bodemprocedure stand zal houden. Het volgende is daartoe redengevend. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen aangaande de verhouding tussen enerzijds het algemeen bestuur en anderzijds de directeur-bestuurder, en voorts naar de motivering van het hof in het gelijktijdig met het onderhavige arrest uitgesproken arrest in de zaak tussen [X] en SIO onder rol- en zaaknummer 200.280.119/01, staat de geldigheid van het ontslagbesluit van 27 mei 2020 ten aanzien van [X] als lid van het algemeen bestuur voorshands vast.
Het schorsingsbesluit valt onder de reikwijdte van artikel 11 van de statuten. Op grond van artikel 11 lid 1 dient – behoudens het bepaalde in artikel 12 van de statuten – de meerderheid van de zittende leden van het algemeen bestuur aanwezig te zijn om rechtsgeldig besluiten te kunnen nemen. Vast staat dat tijdens de bestuursvergadering op 25 mei 2020 [Y] aanwezig was en [appellant] niet. Over de vraag of het 32 seconden durende telefoongesprek tussen [Y] en [X] op 25 mei 2020 kwalificeert als “aanwezigheid” van [X] tijdens de bestuursvergadering, verschillen partijen van mening. De beantwoording van deze vraag kan echter in het midden blijven op grond van het feit dat [appellant] reeds enkele dagen daarna rechtsgeldig is ontslagen als bestuurder. Ook indien het schorsingsbesluit van 25 mei 2020, achteraf bezien, onterecht was, blijft overeind dat hij vanaf 2 juni 2020 rechtsgeldig is ontslagen als bestuurder.
Voor zover de vorderingen van [appellant] gebaseerd zijn op de stelling dat zijn schorsing op 25 mei 2020 onterecht was, heeft hij hierbij onvoldoende belang nu het hof voorshands van oordeel is dat het ontslagbesluit rechtsgeldig is genomen. De overige vorderingen van [appellant] zijn gebaseerd op zijn stelling dat het ontslagbesluit van 2 juni 2020 ongeldig was, welk betoog faalt. De slotsom is dat de grieven voor zover gericht tegen de twee voornoemde besluiten falen en dat hetgeen overigens in het kader van de grieven is aangevoerd zelfstandige betekenis mist in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen.