Het hof overweegt met betrekking tot de grieven van de vrouw als volgt. [de minderjarige] is [in] 2020 vier jaar geworden en gaat inmiddels naar basisschool [basisschool 2] . Bij e-mail van 7 november 2020 heeft [X] namens [basisschool 2] aan partijen geschreven:
“ [de minderjarige] is een vrolijk mesje dat lekker meespeelt met de kinderen in de klas. Binnen speelt zij graag met het poppenhuis of maakt zij een kleine puzzel en buiten gaat zij op het klimrek met andere kinderen of gaat zij met z’n tweeën op de fiets. Ze heeft nog geen vast vriendje/vriendinnetje, maar is erg sociaal en maakt met iedereen wel een praatje. Afgelopen week speelde zij met [kind 1] . Zij vindt het ook erg leuk dat [kind 2] er is, alleen is [kind 2] nog aan het wennen en komt pas later hele dagen. Zij kent [kind 2] van het Stationnetje en ook [kind 3],
maar ze speelt niet met [kind 3] .
In de klas wordt zij vaak geholpen door een meisje van haar tafelgroep, bij de dingen die zij nog niet weet, bijvoorbeeld waar je iets kunt vinden.
[de minderjarige] komt zelf vragen of ze naar de wc mag en geeft het zelf aan of als ze ergens hulp bij nodig heeft. Zij maakt ook wel eens een praatje met de juf. Buiten liet zij zien hoe goed ze kon huppelen en hinkelen. Ze komt over als een zelfstandig meisje (doet bijvoorbeeld zelf haar jas aan en uit) en kan goed voor zichzelf zorgen (komt naar de juf om haar jas dicht te laten ritsen). Ook als zij is gevallen of als ze een botsing heeft gehad, komt zij naar de juf. Zij laat zich dan gewoon troosten door de juf, maar ook door een kind in de klas, die samen met haar een slokje water gaat halen.
Dit is haar eerste week na de wenperiode en zij heeft meteen al een lampion gemaakt.
[de minderjarige] ziet er altijd verzorgd uit en heeft elke dag haar fruit en lunch mee. Zij neemt de tijd om alles op te eten. Zij geeft niet aan dat het teveel of te weinig is.
Het brengen en ophalen gaat goed. Zij komt zelf de school binnen lopen en blijft niet bij papa of mama hangen en aan het eind van de dag gaat zij weer enthousiast met mama of papa mee.
[de minderjarige] wordt altijd op tijd gebracht en opgehaald.”
Uit dit verslag komt naar voren dat [de minderjarige] het naar haar zin heeft op [basisschool 2] en het goed doet in de klas. Ook uit het verslag van Veilig Thuis dat door de man is overgelegd en waarover ter zitting met partijen is gesproken, blijkt dat [de minderjarige] het leuk vindt op school en dat [de minderjarige] al na school met een vriendinnetje uit de klas heeft gespeeld. Voor het hof geeft dit de doorslag om de beslissing van de voorzieningenrechter met betrekking tot de schoolkeuze te bekrachtigen. Het hof acht het niet in het belang van [de minderjarige] om, nu zij inmiddels gewend is aan de school en het er leuk heeft, naar een andere school te moeten gaan, wat er ook zij van de argumenten die partijen over en weer aanvoeren over het schoolniveau van de beide scholen, de afstand daarvan tot de woning van de vrouw en de verkeerssituatie ter plekke. Het hof twijfelt er niet aan dat de onderwijskwaliteit bij beide scholen voldoet aan de voor basisscholen geldende normen. Dat de vrouw iets langer moet fietsen om [de minderjarige] naar [basisschool 2] te brengen dan wanneer [de minderjarige] naar [basisschool 1] zou gaan, acht het hof van ondergeschikt belang. De iets grotere afstand van het huis van de vrouw naar [basisschool 2] is, of het nu om vijf dan wel over iets meer minuten langer fietsen gaat, niet onoverbrugbaar. Dat er sprake is van een onveilige verkeerssituatie op de route die de vrouw met [de minderjarige] moet fietsen, zoals de vrouw heeft willen illustreren met de videobestanden op de USB-stick, doet hieraan ook onvoldoende af. Het feit dat [de minderjarige] zelf wil fietsen en dat dit, zoals de vrouw stelt, op termijn vanwege de onveilige verkeerssituatie niet mogelijk zou zijn, is voor het hof evenmin een reden om anders te beslissen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan. [de minderjarige] is pas vier jaar en het zelfstandig fietsen is vooralsnog niet aan de orde. Dat de afstand voor de sociale contacten van [de minderjarige] een probleem zou vormen is onvoldoende aannemelijk geworden; de vrouw heeft ter zitting verklaard dat een vriendinnetje van school op 300 meter bij haar vandaan woont. Voor [de minderjarige] is van belang dat zij met plezier naar school gaat en het er leuk vindt en dat zij niet wordt belast met volwassenenproblematiek zoals de onenigheid over de schoolkeuze. De grieven van de vrouw falen.