ECLI:NL:GHAMS:2021:561
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag ouders over kinderen en benoeming voogdes
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun drie kinderen, geboren in 2005, 2008 en 2009. De ouders, die in hoger beroep waren gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, verzochten om het gezag niet te beëindigen en om de oma als voogdes te benoemen. De Raad voor de Kinderbescherming, die als verweerder optrad, verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking waarbij het gezag was beëindigd en de GI als voogdes was benoemd.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds november 2014 bij de oma wonen, omdat de ouders niet in staat waren voor hen te zorgen. De ouders hebben in het verleden hulp geweigerd en er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof concludeert dat de ouders ook nu niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van de kinderen te dragen. De ouders hebben aangegeven geen hulp nodig te hebben, maar het hof oordeelt dat de situatie van de kinderen ernstig bedreigd wordt bij terugplaatsing bij de ouders.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benoemt de GI tot voogdes over de kinderen, omdat dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De ouders en de oma blijven belangrijk in het leven van de kinderen, en het hof benadrukt het belang van het behoud van het contact tussen hen. De beslissing is ingrijpend voor alle betrokkenen, maar noodzakelijk voor de ontwikkeling van de kinderen.